[English]
Tien bewijzen tegen Zes Miljoen vermoorde joden in
‘de Holocaust’
Het definitieve eind van de Mythe
(Geschreven door Gawain op 8 februari 2011.
Bron: link)
Zes miljoen vermoorde joden in een ‘Holocaust’ is een Talmoedisch
gegeven, een joods religieuze metafoor voor rampspoed, eeuwenlang bekend en verspreid, zonder concrete basis. Bij
het IMT in Neurenberg in 1945 werd het aantal opnieuw opgevoerd met als
‘bewijs’ slechts twee dubieuze ‘getuigen van horen zeggen’, die door
verondersteld ‘zegsman’ Eichmann als ‘fantasten’
werden betiteld. Er bestond en bestaat geen enkele onderbouwing voor dit
ook door historici inmiddels ‘symbolisch’
genoemde aantal. Het religieuze karakter ervan wordt bevestigd door de
huidige politiek-dogmatische fixatie en
Stalinistisch/Inquisitoire vervolging van critici in
veel Westerse landen.
Dit alles is voldoende om die religieuze Numerus fixus een Mythe te
noemen. Om echter voorgoed af te rekenen met dit Talmoedische gegeven, geef ik
hier Tien concrete bewijzen van de onjuistheid van dit verplicht
opgelegde, veel te hoge aantal. Niet, omdat een lager aantal minder
gruwelijk of droevig is, maar eenvoudig omdat historische waarheid primaat
verdient boven mythes.
De volgende tien concrete bewijzen tonen elk voor zich de onmogelijkheid
van dit Holocaustaantal aan:
1. Het aantal joden daadwerkelijk onder Duits
regime was nooit hoger dan 4,5 miljoen.
2. Joodse opgaven aantallen joden in de wereld voor en na de oorlog.
3. Demografisch onmogelijkheidsfenomeen: aantallen joden voor en na de
oorlog.
4. Geëmigreerde en naar de Sovjet-Unie uitgeweken joden.
5. Een empirisch-statistische benadering.
6. Aantallen joden die Duitse overlevendenpensioenen aanvroegen.
7. Terugrekening aantal overlevenden op basis van aantal overlevenden in
2004.
8. Niet aangetoonde ‘gaskamers’ en ‘massavergassingen’.
9. Ontbreken van stoffelijke resten, ashoeveelheden
en massagraven die dit aannemelijk maken.
10. Verhouding omgekomen joden in kampen en daarbuiten.
Deze tien bewijzen zijn onderdeel van een uitvoeriger studie, waarin
voor elk punt de relevante feiten en bronnen zijn vermeld. Vrijwel zonder
uitzondering joodse en officiële bronnen, zodat er nauwelijks grond is te
beweren dat ze ‘partijdig’ of ‘neo-nazistisch’ zijn.
De complexiteit van de materie is aanzienlijk door het grote
aantal factoren van invloed op elk gegeven aantal: van de definities ‘wie is
joods’, tot de mobiliteit van joden zelf, grenswijzigingen voor, tijdens en na
de oorlog, politieke motieven achter gepresenteerde aantallen, enz. Niet
zeker is dan ook of alle bronnen en aantallen juist zijn; zeker is
echter wel, dat aantallen zonder bronnen (‘Zes Miljoen’) onjuist zijn!
Hier puntsgewijs een korte beschrijving en weergave van bronnen en aantallen.
Excuses aan de lezer voor onvermijdelijk complexe cijferreeksen, maar waarheid
over ‘de Holocaust’ is alleen te vinden in de details.
1. Het
aantal joden daadwerkelijk onder Duits regime was nooit hoger dan 4,5 miljoen
Het aantal joden onder Duits bestuur valt af te leiden uit vooroorlogse
joodse bevolkingsstatistieken, het Wannsee Protokoll, het Korherr Rapport
van het Duitse Bureau voor Statistiek en onderzoek van serieuze demografen als
prof. dr. W.N. Sanning (Sanning, Walter N., The Dissolution of Eastern European Jewry. Institute for Historical Review. 1989. ISBN 0-939484-11-0. Duitse vertaling: Die Auflösung des osteuropäische Judentums. 1983. © Grabert-Verlag,
Tübingen.ISBN 3-87847-06-02.), dr. C. Nordling (The Jewish Establishment
under Nazi-Threat and Domination, 1938-1945. 1990. The Journal of Historical Review, Vol. 10, Nr. 2, blz. 195, ISSN 0195-6752), prof. F.
Hankins, (How Many Jews were
Eliminated by the Nazis? 1983. The Journal of Historical Review, 1990. Vol. 4, Nr.
1, blz. 61. ISSN 0195-6752), alsmede onderzoeken,
studies en uitspraken van andere onafhankelijke deskundigen.
Joodse bevolkingsstatistieken geven aan het begin van
de oorlog (1939) rond 9 miljoen Europese joden aan: 8.861.800, 8.939.608 (American Jewish Congress (afb.) en 9,3 miljoen. Daarin ook
begrepen joden in het Europese deel van Rusland (3.020.143) en Oekraïne.
Historicus Yehuda Bauer van
het Yad Vashem Museum in
Israël schreef eveneens dat in Europa 9 miljoen joden waren (A History of the Holocaust, New York:
Franklin Watts, 1982, ISBN 0-531-098621). Dit maakt 9
miljoen joden in Europa in 1939 tot een reële aanname.
Polen is daarin vóór de deling opgenomen, dus
inclusief Poolse joden in delen van Oekraïne en Wit-Rusland, die destijds bij
Polen hoorden; volgens het AJC waren dat daar in totaal 3.113.900 joden.
Lang niet alle Europese joden kwamen onder Duitse heerschappij. Prof. Sanning toont aan dat in de
eind
1. Tussen 1931 en 1939 verminderde het aantal joden in Polen met
480.900 (15,4%) o.a. door emigratie en een hoog joods sterfteoverschot tot
2.633.000.
2. Daarvan bevonden zich er
3. Van hen vluchtten honderdduizenden direct al naar Sovjetgebied (onder
hen de latere Israëlische premier Menachem Begin),
terwijl de Duitsers ook nog eens grote groepen joden de grens over dreven.
West-Duitse, zionistische, Poolse en Amerikaanse bronnen laten er geen twijfel
over bestaan dat na de Duitse bezetting slechts 757.000 joden onder
Duits bestuur kwamen (Sanning, blz. 39 e.v.).
In 1939 bevonden zich in Duitsland volgens joodse gegevens nog 240.000 joden,
in Oostenrijk
Een eerdere oorlogsfase had Noorwegen, Denemarken, Nederland, België, Luxemburg
en Frankrijk onder Duitse hegemonie gebracht, met naar joodse opgaven 466.911
joden; het werkelijk onder Duits bestuur zijnde aantal joden in 1941
wordt daarmee 1.703.359.
De inval in de Sovjet-Unie in 1941 bracht ook Estland, Letland, Litouwen, Oost-Polen, Wit-Rusland, Oekraïne en een deel van Europees
Rusland onder Duits regime. We tellen alle 252.907 joden van de Baltische Staten mee, hoewel er aanwijzingen zijn dat velen
daar kans zagen te vluchten of door plaatselijke militia's
en terugtrekkende Sovjets werden vermoord.
In Oost-Polen, Pools Wit-Rusland en Oekraïne waren
tijdens de Duitse opmars van
Na de inval in de Sovjet-Unie (‘Barbarossa’) werd
volgens Sanning 80% van alle joden daar door de
Sovjets geëvacueerd, zodat die nooit in contact met de Duitse troepen kwamen.
In december 1942 schreef Sovjetcommunist David Bergelson, zionistisch propagandist en secretaris van de
Joodse Antifascistische Commitées in Moskou (Sanning, blz. 114):
"De evacuatie redde de overgrote meerderheid van joden uit
de Oekraïne, Wit-Rusland, Litouwen en Letland. Volgens informatie uit Vitebsk, Riga en andere grote steden door de fascisten
bezet, waren daar nog slechts een paar joden toen de Duitsers arriveerden.
Daardoor werd een groot deel van de Poolse en Baltische
joden geabsorbeerd door de USSR”.
Met het verschuiven van het front dieper Rusland in, kwamen
eveneens gebieden waar oorspronkelijk veel joden woonden onder Duits gezag,
maar ook daar was onder Stalin’s politiek van
‘verschroeide aarde’ sprake van grote groepen verder Oostwaarts gevluchtten, door de Sovjets gedeporteerden en opname in
het door Moskou georganiseerde partizanenleger. Het aantal joden daar
onder Duits bereik varieert per bron, van 3,2 miljoen (Benz)
tot ‘minder dan 1 miljoen’ (Sanning).
Tellen we de rest van de landen waar de Duitsers zeggenschap hadden hierbij op
(Griekenland, Joegoslavië, Bulgarije, Roemenië en Hongarije (1.534.161),
volgens Sanning in 1941 1.047.400, dan wordt het totaal-generaal van
alle joden onder Duits regime afgeleid van de cijfers van het American Jewish Committee en het Jewish
Statistical Bureau of the Synagogue
Council of America 4.003.666;
nauwelijks 4 miljoen dus.
De joodse bronnen zijn onverdacht, omdat bij tellingen vóór 1939 nog geen
fixatie op ‘Zes Miljoen’ bestond en er toen geen reden was voor manipulatie.
Het ‘standaardwerk’ van prof. Wolfgang Benz,
directeur van het Duitse Bureau voor Antisemitisme Bestrijding, over
aantallen joodse slachtoffers, komt weinig verwonderlijk uit op ‘5,2-6,0
miljoen vermoorde joden’. Het verscheen in 1991, acht jaar na Sanning als reactie, hoewel Sanning
niet wordt genoemd en geen van zijn gedetailleerde cijfers wordt weerlegd. Benz’s boek
staat vol dubbeltellingen, valse uitgangspunten, fouten en ‘vergissingen’; zo
noemt hij alle joden uit 1939 die zich na de oorlog in 1946 niet in hun
oorspronkelijke woonplaatsen meldden ‘vermoord door de nazi’s’ en verzwijgt hij
700.000 geëmigreerde joden sinds
Professor Sanning gebruikte uitsluitend joodse
bronnen omdat hij nazibronnen (Wannsee
Notulen en Korherr Rapport) door de (te) ruime
schattingen onnauwkeurig en onbetrouwbaar achtte.
Niettemin bereiken ook die te hoog geschatte nazi-aantallen
van de Wannsee Notulen (3.836.500
onder ‘A’, excl. Vichy-Frankrijk) en het Korherr Rapport (50% van 9.494.368, minus
niet-bezet Europa) de 4,5 miljoen joden onder naziheerschappij
niet.
Het behoeft dan ook verder geen betoog dat als – ruim
genomen – nooit meer dan 4,5 miljoen joden onder werkelijk Duits bestuur
waren, de nazi’s geen ‘Zes Miljoen’ joden hebben vermoord.
Het bewijst ‘Zes
Miljoen’ als een onjuist propaganda-aantal.
2. Joodse
opgaven aantallen joden in de wereld voor en na de oorlog
Een benaderingswijze gebaseerd op het totaal aantal
joden in de hele wereld komt evenmin in de buurt van ‘Zes Miljoen’
vermoorde joden.
We beoordelen de aantallen joden in de wereld ook weer aan de hand van
onverdachte joodse bronnen: de World Almanac, met o.a. gegevens van het American Jewish Committee en het Jewish
Statistical Bureau of the Synagogue
Council of America.
Voor de oorlog:
World Almanac
1929 (blz. 727): 15.630.000
Nationale Raad van Kerken USA 1930: 15.600.000
World Almanac 1936 (blz.
748): 15.753.633
World Almanac 1938 (blz.
510): 15.748.091
Tijdens de oorlog:
Raad van Synagogen Amerikaans Joods Congres 1939 15.600.000
World Almanac 1940 (blz.
129): 15.319.359
World Almanac 1942 (blz.
849): 15.192.089
Na de oorlog:
World Almanac
1947: (blz. 748): 15.688.259
World Almanac 1948: (blz.
849): 15.763.630
Zoals blijkt zijn de aantallen joden voor en tijdens de oorlog overwegend
eensluidend en stabiel. Daarom mag men uitgaan van 15,7 miljoen joden in
de wereld kort voor de oorlog met een lichte daling tijdens de oorlog.
Direct na de oorlog, in 1947, blijken er volgens dezelfde bronnen 444.271 joden
méér te zijn dan in 1940! Ook is het aantal 163.630 hoger dan dat
van de Raad van Synagogen van het Amerikaans Joods Congres uit 1939!
Volgens de World Almanac
van 1947 was het aantal joden in 1939 dus 15.688.259. Op 22 februari 1948 gaf
de onder joods eigendom verschijnende New York Times de joodse populatie van Palestina aan als
600-700.000; als we het laagste aantal aanhouden, waren er toen dus 16.288.259
joden in de wereld. Bijna 600.000 meer dan vóór de oorlog! Uit joodse opgaven
tot 1948 blijkt dus niets van miljoenen vermoorde joden’. Niet
verwonderlijk dat het New Yorks joodse blad Aufbau op 24 december 1948 de ‘Six Million Story’ betitelde als “een
puur verzinsel”. Het is duidelijk dat gezaghebbende joodse demografische
deskundigen na de oorlog niet geloofden in 6 miljoen verdwenen joden. Dat wordt
pas opgevoerd tijdens en na de stichting van de staat Israel.
‘Niet alleen werden toen hogere aantallen vooroorlogse joden opgevoerd,
maar ook de opgevoerde aantallen naoorlogse joden werden ineens veel
lager.
Indien tussen 1939/1940 en 1947 zes miljoen joden waren vermoord, is het
natuurlijk uitgesloten dat er in 1948 meer joden waren dan in 1940. Bij 6
miljoen vermoorde joden konden er na de oorlog niet meer dan 10.288.259 joden
zijn. Dat begrepen ook de proponenten van het Talmoedisch aantal, vandaar dat
na 1947 drastisch lagere aantallen joden op papier verschenen, zonder andere
onderbouwing dan verwijzing naar toen circulerende astronomische aantallen
‘vergasten’ en ‘vermoorden’ in de kampen. De manipulatie met aantallen
joden in de wereld en Europa is dan ook een naoorlogs fenomeen.
Zelfs indien men aanvoert dat de aantallen joden kort na de
oorlog onzuiver of foutief waren, moet men uitleggen wat daarvan de oorzaken
waren en waarom dit destijds niet werd aangegeven. En ook indien men de
aantallen van kort na de oorlog als onjuist bestempelt, dienen de latere,
miljoenen lagere aantallen in de opgaven vanaf 1947 te worden onderbouwd met
bewijsmateriaal. Ook dat is nooit gebeurd. Pas 46 jaar later, in 1991, kwam het
frauduleuze, aantoonbaar waardeloze werk van Benz op
de markt met ‘6 miljoen’.
De eerste afwijkende naoorlogse opgave was die in de Almanac
van 1949. Toen werd de joodse wereldbevolking van 1947 gesteld op 11.266.600.
Maar liefst 4.421.659 lager dan de eerdere opgave:
1939: 15.688.259
1947: 11.266.600
Verschil: 4.421.659
Maar zelfs 4.421.659 minder maakt nog geen Zes Miljoen. Wat nu?
Simpel, de Almanac geeft nu ineens ook hogere
aantallen vooroorlogse joden:
in 1946 geeft ze voor 1939 nog 15.688.259 joden, in 1949
ineens 16.643.210 joden.
Bijna 1 miljoen (954.951) meer als eerst!!
Opgeteld bij ‘vernieuwde’ aantallen naoorlogse joden, waren er nu op
papier dus 5.376.610 joden ‘verdwenen’! Zie hier de oorsprong van het door
officiële Holocausthistorici gehanteerde “5,4 of 5,7 miljoen”.
Na de oorlog werden zoveel verschillende aantallen vermoorde joden opgegeven
als er historici waren; geen ervan vergezeld van een steekhoudende
onderbouwing.
Die naoorlogse manipulatie toont aan dat niet WW II tot ‘Zes Miljoen
vermoorde joden’ leidde, maar deze Talmoedische Numerus Fixus vanaf de oorlog
door een meerderheid van joodse historici werd gecelebreerd.
De chaos en willekeur over naoorlogse aantallen joden in de wereld toont het
volgende beeld:
Statistical Handbook
of Council of Churches USA 1951:
15.300.000.
Encyclopedia Britannica's
1955 Book
of the Year 11.627.450 (“Allen, lid
synagoge of niet”).
US News & World Report,
1983: 16.820.850.
World Almanac
& Book of Facts,
1989: 18.080.000.
World Almanac,
1996, blz. 646: 14.117.000.
World Almanac
& Book of Facts,
2001: 13.200.000.
Wie aan naoorlogse joodse cijfers over aantallen joden in de wereld enig
geloof hecht, moet veel uitleggen.
Ook dit bewijst de onwaarheid van het propaganda-aantal ‘Zes Miljoen’.
3. Demografisch
onmogelijkheidsfenomeen: aantallen joden voor en na de oorlog
Deze grafiek toont in één oogopslag de onmogelijkheid van de magische
‘Zes Miljoen’. Ze is gebaseerd op aantallen van The World
Almanac and Book of Facts, gepubliceerd in New York
World Telegram pagina’s 727, 849, 748
en 441, de 1996 editie van Funk & Wagnalls, blz.
646 en de Encyclopedia Britannica
van 1955 en toont de aantallen joden in de wereld van 1928 tot 2000. De gele lijn geeft aan: een gestaag dalend aantal
joden tot 1941 (sterfteoverschot in 12 jaar 500.000), daarna een scherpe daling
in de oorlog van 1941-1947 (in 6 jaar 1,9 miljoen minder), herstel van 1947 tot
1964 op het normale vooroorlogse dalingsniveau en vanaf 1965 stabilisering op
een groeiniveau van ca.
Kijken we vanaf 1948 (de blauwe lijn), dan zien we een
ongelooflijk fenomeen: tijdens de oorlog een steile daling van
ruim 4 miljoen (‘de Holocaust’), gevolgd door een steile stijging tot
1964 met daarna stabiel blijvend herstel tot normaal. Zo’n ongelooflijke
stijging van het aantal geboorten tussen 1949 en 1962, met abrupte
stabilisering op normaal niveau is onbestaanbaar. Zo’n
‘inhaaleffect’ met abrupte stabilisering kan niet waar zijn en is ook
niet waar.
Om de onbestaanbaarheid te illustreren, ter vergelijking een grafiek van het Centraal
Bureau voor de Statistiek over de ontwikkeling van de Nederlandse bevolking in
de vorige Eeuw. Die toont dat zelfs de explosieve stijging van het aantal
geboorten in de naoorlogse jaren 1945-‘55 (de ‘Babyboom’
met 20-25% meer geboorten in tien jaar), in de bevolkingscurve nauwelijks
zichtbaar is! Bevolkingsschommelingen zoals de blauwe lijn m.b.t. de
Joodse Holocaust Versie toont, zijn dan ook onbestaanbaar.
Het visualiseert zowel een onmogelijke naoorlogse
demografische ontwikkeling, als een onverklaarbare discrepantie met de reële
situatie van thans.
4.
Geëmigreerde en naar de Sovjet-Unie uitgeweken joden
Tussen 1930 en 1942 vond door emigratie een ware exodus van joden plaats
uit Duitsland, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, de Baltische
Staten en – vooral – Polen. Sanning berekende dat het
aantal joden in die gebieden tot 1943 daardoor met 969.000 verminderde (Sanning, Tabel 14, blz. 231).
Verder, dat na de oorlog (1948-1970) nog eens 1.548.000 joden uit
Europa emigreerden met bestemming o.a. de Verenigde Staten, Israël,
Zuid-Amerika, maar ook Canada, Australië, enz.
Zelfs tijdens de oorlog ging de emigratie van joden met visa voor Palestina, de
VS, Zuid-Amerikaanse landen enz., zoveel mogelijk door. Zij die niet weg konden
werden in kampen als Vittel in Zuid-Frankrijk ondergebracht. Honderdduizenden
joden, zijn nooit naar concentratiekampen gevoerd, laat staan vermoord.
Bewijzen voor die massale emigratie zijn o.a.: (a) de
getuigenis van U.S. Onderminister van Buitenlandse Zaken Breckinridge Long voor een Congrescommissie: tot 1943
werden ongeveer 580.000 joodse vluchtelingen in de VS toegelaten; (b)
massale emigratie van door de zionisten geselecteerde joden naar Palestina
(bijna 300.000); (c) de stijging van het aantal joden in Latijns
Amerika (bijna 200.000) en niet-bezet West Europa (meer dan 100.000).
Sanning baseerde zijn cijfers op Geallieerde,
zionistische en pro-zionistische Westerse bronnen.
De voor- en naoorlogse joodse emigratie verminderde
het aantal mogelijk in de oorlog omgekomen joden dus met ruim 2,5 miljoen
(2.517.000).
Na de deling van Polen in 1939 vluchtten volgens Sanning1.550.000 joden naar Oost-Polen (Feiling Foster schreef: ‘2,2 miljoen’). Sanning’s
aantal lijkt echter waarschijnlijker. Na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in
‘41 werden nog eens ca. 1 miljoen Poolse joden door de Sovjets Oostwaarts
gevoerd.
De nazi’s transporteerden bovendien uit het Generalgouvernement
in Polen 1.449.692 joden naar het Russische ‘Ostgebiet’
(Graf, J. Hoax or
Holocaust. AAARGH, blz. 84.).
Historicus dr. Aschenauer schreef in Krieg ohne Grenzen:
[. . .] “Solzjenitzyn bevestigt met
meerdere bewijzen, waarvan ‘een aantal uit joodse
bronnen’, dat de Sovjetleiding direct na het begin van de oorlog orders gaf tot
een voorrangsevacuatie van de joden uit de Westelijke grensprovincies met vele
duizenden wagens en karren . . . 1 tot 1,1 miljoen joden naar productiecentra
in veilig achterland.”
Stuart Kahan, neef van de
beruchte joodse Sovjetmassamoordenaar Lazar Kaganovitch, bevestigt deze voorkeursbehandeling van joden
in diens biografie (1987, The Wolf of the Kremlin,
blz. 206):
“Op aandringen van Lazar Kaganovitch, beval Stalin de
evacuatie van alle personen uit de grensgebieden, in het bijzonder de joden,
die de grootste groep in het gebied vormden. Stalin
hield niet van de joden, maar het bevel dat zij kregen was hun huizen plat te
branden, hun vee te doden en zich terug te trekken in het achterland van
Rusland . . . Het was beter dat de joden in het achterland waren en niets aan Hitler lieten, dan hen als werkslaven te laten werken en
vee, voedselvoorraden en andere goederen aan hen te laten.”
Het aantal Europese joden in 1933 (9 miljoen), verminderd met
de voor en tijdens de oorlog geëmigreerde joden (1,1 miljoen), gevluchte en
door de Sovjets gedeporteerde joden (2,5 miljoen) en joden in niet-bezet Europa
(bijna 1 miljoen), brengt eveneens het werkelijk onder Duits bewind
vallend aantal joden op 4,4 miljoen. Dit is volledig in overeenstemming
met het revisionistisch aantal omgekomen joden (1-1,5
miljoen), alsook met een overlevendenaantal van 3-4,5 miljoen.
De massaliteit van deze verplaatsingen bewijst de
onmogelijkheid van ‘Zes Miljoen vermoorde joden’.
5. Een
empirisch-statistische benadering
De benadering van het werkelijk aantal omgekomen
joden tijdens de oorlog is – zoals we hebben gezien – uiterst complex. Alle
bronnen zijn beperkt betrouwbaar en zelfs als men fouten, omissies,
dubbeltellingen, enz. elimineert, blijft het schier
onmogelijk definitieve conclusies te trekken, of één-op-één
vergelijkingen te maken.
De studie van Sanning – ook niet vrij van
onnauwkeurigheden – is echter wetenschappelijk het meest verantwoord en
betrouwbaar.
Dit wordt ook aangetoond door wetenschappelijk onderzoek van revisionist dr. Carl C. Nordling. Deze statisticus
onderzocht de gebeurtenissen met joden tijdens de Tweede Wereldoorlog op andere
basis, namelijk op die van een begrensd aantal overlevenden.
Sanning’s en Nordling’s
methodieken verschillen daardoor wezenlijk. Vergelijk Sanning’s
onderzoek met archeologisch veldonderzoek, dat alle werkelijk gevonden
feiten weergeeft, met dat van Nordling, die wetenschappelijk-statistische conclusies verbond aan
steekproefsgewijze sonderingen. Als men beide studies naast elkaar legt,
is het moeilijk een vergelijkend inzicht te verkrijgen. Echter,
indien men Sanning’s numerieke uitkomsten voor
de verschillende categorieën joden (natuurlijke sterfte, geëmigreerd, gevlucht,
met zekerheid omgekomen, overlevenden, enz.) in percentages naast
die van Nordling plaatst, vertonen beide uitkomsten
een verbluffende overeenkomst (Jewish
Casualties During World War II, The Holocaust Historiography Project) en verschillen deze per categorie
nauwelijks. De saillante overeenkomst bij
verschillende onderzoeksmethodologieën bevestigt
zowel de globale juistheid van Sanning’s resultaten,
als die van Nordling.
Omdat Sanning’s kwantitatieve aantallen van joodse
bronnen stammen, kan geen sprake zijn van verschil in uitgangspunten, en speelt
het definitieprobleem van wie is jood en wie niet hier nauwelijks een rol.
Die wetenschappelijke overeenkomst bevestigt de juistheid van de
revisionistische methode en daarmee de onjuistheid van het aantal ‘Zes miljoen
door de nazi’s vermoorde joden’.
6.
Aantallen joden die Duitse overlevendenpensioenen aanvroegen
Onderstaand een afschrift van een brief van een Duitser die in september 1985
aan het Duitse Ministerie van Financiën vroeg hoeveel personen een uitkering in
het kader van de Wiedergutmachungsregelung (Overlevendenpensioen)
via Israël ontvingen. Antwoord van het Ministerie: in totaal waren er per 1
januari 1985 tenminste 6 tot 7
miljoen aanvragen!
Der Bundesminister
der Finanzen
5300 Bonn 1
Graurheindorferstr. 108
10.
September 1985
VI A4-01478-L 4/85
Herrn Werner Laska
Betr.:Wiedergutmachung nationalsozialistischen
Unrechts; hier: Leistungen
(= uitkeringen) an Israel
Bezug:Ihr Schreiben vom 4. September 1985
Sehr geehrter Herr Laska,
auf Ihr Schreiben
vom 4. September 1985 darf ich Ihnen zur
Ergänzung einen Abdruck der Wiedergutmachungsübersicht
nach dem Stande vom 1. Januar
1985 übersenden. Darin finden Sie auf
Seite 2 (rot kenntlich gemacht)auch Hinweise
auf die Zahl der bis zum 1. Januar 1985 gestellten Anträge. Allein nach dem
Bundesentschädigungsgesetz und
dem Bundesrückerstattungsgesetz
sind es zusammen weit über 5 Millionen.
Hinzuzurechnen sind außerdem
alle Anträge, die im Rahmen sonstiger Wiedergutmachungsregelungen - beispielsweise
nach den Entschädigungsgesetzen
der einzelnen Bundesländer
- gestellt worden sind; insgesamt wird man wohl von mindestens
6 bis 7 Millionen Anträgen
ausgehen können.
Mit freundlichen Grüßen
Im Auftrag
Oldenburg
Beglaubigt Stempel Unterschrift Angestellte
Bij dit enorme aantal van ‘minstens 6-7 miljoen’ aanvragen voor overlevendenuitkeringen
moet worden opgemerkt dat het gaat om aanvragen vanuit Israël, dus
alleen betrekking hebbend op joden. Niet alle aanvragen zullen zijn
gehonoreerd en ook moet rekening worden gehouden met dubbele en valse
aanvragen. Daar staat tegenover dat aanvragen vaak door een gezinshoofd werden
gedaan, zodat die soms op meerdere personen betrekking hadden. Ook dat veel
overlevenden nooit een aanvraag indienden, zoals joden achter het IJzeren
Gordijn, voor wie de regeling niet gold.
Dit roept de vraag op: hoeveel overlevendenuitkeringen zijn er werkelijk
uitbetaald? Daarover hult de Duitse regering zich in krampachtig zwijgen.
Het laat zich raden waarom. Het is zeker niet overdreven om – zoals velen – aan
te nemen dat dit er 4-4,5 miljoen zijn geweest. Volgens de Israëlische premier Netanyahu hebben 5 miljoen Holocaustoverlevenden ‘recht’ op
schadevergoeding door Duitsland....
Met dergelijke enorme aantallen aanvragen van joodse overlevenden, kan van
een ‘Zes Miljoen Holocaust’ uiteraard geen sprake zijn geweest.
Ook dit bewijst de onwaarheid van het
propaganda-aantal ‘Zes Miljoen’.
7.
Terugrekening aantal overlevenden op basis van aantal overlevenden in 2004
Rekenkundig moet het aantal joodse overlevenden in
Een Israëlisch overheidsrapport stelt namelijk dat er begin 2004, 58,5 jaar
later dus, 1.092.000 Holocaustoverlevenden waren (New
York Times, 21 april
2005), waarvan 687.900 uit bezet Europa.
Als de overlevenden in ‘45 van alle leeftijdsgroepen waren, met een gemiddelde
levensverwachting van 75 jaar, dan is in de 58,5 jaar nadien in 2004 58,5/75e
deel van hen gestorven en bedroeg het aantal overlevenden in 2004 dus 16,5/75e.
Het rekenkundig aantal overlevenden in 1945 kan
dan simpel worden vastgesteld: 75/16,5 x 687.900 = 3.127.000.
Statisticus dr. Nordling berekende eerder op basis
van cijfers van de Israëlische Overlevenden Organisatie AMCHA uit 1997,
rekeninghoudend met een standaardafwijking van 15% en maximalisering van
onzekere factoren, het aantal in mei 1945 op “iets meer dan 3 miljoen”.
Een en ander laat buiten beschouwing dat de gemiddelde levensverwachting in
1945 niet 75 maar 67 jaar was en voor Oost-Europa
zelfs 57 jaar; indien dit wordt meegenomen, leidt het aantal overlevenden van
2004 zelfs nog tot enkele miljoenen meer in 1945.
Het dubbele aantal,
Wat bij deze grote aantallen overlevenden in 1945 overblijft
van de ‘Final Solution’ en
‘Zes Miljoen vernietigde joden’, wetend dat in Europa nooit meer dan 4,5
miljoen joden onder nazi-controle waren, bepale de lezer zelf.
Het bewijst de onwaarheid van het aantal ‘Zes
Miljoen’.
8.
Niet aangetoonde ‘gaskamers’ en ‘massavergassingen’
Het feit dat er geen forensische bewijzen of sporen zijn van ‘gaskamers’ waarin
2.000.000 of meer joden zouden (kunnen) zijn vermoord, maakt het Zes miljoen
aantal eveneens onmogelijk.
Geen spoor van concreet bewijs voor ‘gaskamers’, geen spoor van forensisch
bewijs voor ‘massavergassingen’. Ook niet van 2 miljoen ‘vergaste’ joden. Zelfs
niet van één ‘vergast’ lijk of deel daarvan, terwijl dit met
huidige forensische technieken ook nu nog eenvoudig is vast te stellen.
Als spoorloze verdwijning van miljoenen mensen niet kan en er dus geen
massavergassingen hebben plaatsgevonden, is een aantal van 6 miljoen vermoorde
joden alleen al om die reden onmogelijk. Geen ‘gaskamers’, geen
Zes Miljoen en Geen Zes Miljoen, geen ‘gaskamers’.
Ook dit bewijst de onwaarheid van het
propaganda-aantal ‘Zes Miljoen’.
9.
Ontbreken van stoffelijke resten, ashoeveelheden
en massagraven die dit aannemelijk maken
Zoals bekend zijn er in de verste verten geen overeenkomende hoeveelheden
stoffelijke resten (asdepots, stoffelijke
overschotten, etc.) van Zes Miljoen (of zelfs maar van 0,1% daarvan) in en rond
‘vernietigingskampen’ of massagraven aangetroffen.
De enige forensisch vastgestelde massagraven zijn die van de Sovjetmassamoord
in Katyn en die van na de oorlog vermoorde etnische
Duitsers. In gelokaliseerde massagraven in Wit-Rusland en Oekraïne
liggen honderdduizenden NKVD slachtoffers. Waar zijn die honderden massagraven
van duizenden joden, c.q. duizenden massagraven van honderden joden? Vrijwel niets
is daarvan concreet aangetoond, terwijl daar wel degelijk naar is
gezocht. Talloze onderzoeken werden uitgevoerd met geavanceerde
grondradarinstallaties, onder meer op plaatsen in Treblinka
waar 850.000 vergaste joden begraven zouden hebben gelegen; ze leverden niets,
geen spoor daarvan op. Toch opvallend, met al die ‘getuigen’.
Regelmatig worden in Tsjechië en Joegoslavië massagraven met honderden lijken
van Duitsers en anderen ontdekt, maar nauwelijks van joden. Graven en asresten
van duizenden jaren oud zijn gevonden en door archeologen uitvoerig beschreven;
het graf van Tutanchamon, de graven van de
Tsarenfamilie, de tienduizenden lijken van Eisenhowers
Rheinwiesenlager, etc., etc. Geen graf, geen asbegraafplaats of geen moordscene
uit de geschiedenis, of ze is vroeg of laat blootgelegd en forensisch
beschreven.
Alleen van ‘Zes Miljoen’ joden is er 65 jaar later weinig meer dan niets.
Het is aan Holocaustproponenten om aan te geven waar die miljoenen vermoorde
joden zijn gebleven. Tot nu toe zijn zij elk zinnig antwoord daarop schuldig
gebleven. En hoewel zij wel de plaats van de misdaad noemen,
data, wijze van vermoorden, wijze van lijkbehandeling,
compleet met de meest gruwelijke persoonlijke details, vragen zij ons te geloven
dat tienduizenden tonnen menselijke as en stoffelijke resten, miljoenen tanden
en kiezen, zo maar door de wind werden weggevoerd in het miraculeuze Niets. Zij
mogen dan ook geacht worden te kunnen aangeven waar te
zoeken naar bijbehorende forensische bewijzen. Niets echter. Zelfs op de enkele hectaren waar volgens hen miljoenen mensen
zouden zijn vermoord (Auschwitz, Treblinka,
Sobibor, Belzec, Chelmno, enz.) slaagde niemand er de afgelopen 65 jaren in
de waarheid ervan forensisch aan te tonen, laat staan substantiële massagraven
of asresten op te sporen.
3 Miljoen vergaste lijken, dat zijn 300 massagraven (de
meeste ‘vergasten’ werden daar volgens de JHV eerst begraven) met in elk
massagraf plaats voor 10.000 lijken, of 3.000 massagraven met elk 1.000 lijken
of 30.000 massagraven met elk 100 lijken. Echter, niets van dat
al. Alleen het tegendeel (geen enkele grondverstoring) is aangetoond (Krege, et al.).
Zo lang overtuigende sporen niet zijn aangetroffen, kan ook van ‘6 miljoen
vermoorde joden’ geen sprake zijn geweest.
Bewijs voor de
onwaarheid van het propaganda-aantal ‘Zes Miljoen’.
10. Verhouding omgekomen joden in kampen en daarbuiten
De naoorlogse Rapporten van het neutrale Internationale Rode Kruis over
het gedurende de oorlog aantal omgekomenen in alle Duitse
concentratiekampen, komen niet boven
Het betekent dat buiten alle Duitse concentratiekampen ook nog eens meer
dan 5,5 miljoen joden zouden zijn vermoord. Een absurde veronderstelling.
En stel . . . , stel nu eens dat de ‘officiële’
Holocaustaantallen over vermoorde joden in alle kampen bij benadering juist
zouden zijn, dan zouden daar bijna 3 miljoen joden zijn ‘vermoord’ (Auschwitz 1,1 miljoen; Majdanek
60.000; Belzec 483.000; Sobibor
170.000; Treblinka 870.000; overige kampen 221.436). In
dat geval zouden er ook ruim 3 miljoen joden buiten de kampen zijn vermoord.
Eveneens een volkomen onwerkelijk aantal, door geen bewijs of forensische
aanwijzing aannemelijk gemaakt.
De onjuistheid en religieuze oorsprong van ‘Zes Miljoen’
worden ook bevestigd doordat sinds 1946 de aantallen ‘vermoorde joden’ voor Auschwitz en alle andere ‘vernietigingskampen’ officieel
met miljoenen omlaag zijn bijgesteld: Auschwitz
3 miljoen minder en overige kampen ook nog eens bijna twee miljoen
minder. Toch is het in 1946 ‘vastgestelde’ aantal van ‘6 miljoen’
ondanks deze enorme correcties tot op de dag van vandaag niet bijgesteld. “6
Miljoen minus 5 Miljoen = 6 Miljoen.” Deze ‘Holocaustrekenkunde’
bewijst zowel het religieuze karakter, als het failliet van dit Mythische
aantal.
Het bevestigt de onwaarheid van het aantal
‘Zes Miljoen’ vermoorde joden.
=======
Tot zover Tien Bewijzen tegen het aantal ‘Zes miljoen’. Natuurlijk zijn
er meer tegenbewijzen, want de belangrijkste is hierin niet eens
opgenomen: dat voor 6 miljoen nooit enig bewijs werd geleverd!
Geen Zes Miljoen joden onder Duits bewind, geen
demografische of andere bewijzen voor Zes Miljoen joden minder na de oorlog,
een demografisch onmogelijkheidsfenomeen in de naoorlogse aantallen
joden, emigratiecijfers die dat aantal onmogelijk maken, tweeëneenhalf
miljoen naar de Sovjet-Unie gevluchte en door Kaganowitz
afgevoerde joden, minstens 4,5 miljoen aangevraagde overlevendenpensioenen,
terugrekening van meer dan 3 miljoen overlevenden in 1945, geen ondersteunende
aantallen lijken, asresten of massagraven, etc., geen enkel forensisch bewijs
daarvan.
Dat alles maakt – afzonderlijk en opgeteld – Zes Miljoen
vermoorde joden ONMOGELIJK.
Als ‘Zes Miljoen’ een religieus gegeven is, als daarvoor geen
bewijzen bestaan en er een veelvoud aan harde feiten bestaat welke
dit aantal weerleggen, dan is duidelijk dat er sprake is van een Mythe. Omdat
bovendien in de Westerse wereld maatschappelijke chantage en juridische
vervolging van kritiek op dit aantal hoogtij viert, moet het zelfs een
buitengewoon kwaadaardige Mythe worden genoemd.
Deze tien punten bewijzen elk op zich dat geen zes miljoen joden door de
Duitsers zijn vermoord.
Elk ervan toont de irrelevantie van het ‘Zes Miljoen’ aantal. Omdat de praktijk
leert dat er altijd opposanten zijn die menen met andersluidende informatie
feiten te kunnen ontkrachten of in diskrediet te brengen, heb ik niet één,
maar tien bewijzen opgevoerd. Zij die niettemin menen een ervan
met relevante feiten te kunnen weerleggen, worden van harte uitgenodigd dit in
het openbaar te doen. Per slot van rekening is het doel van deze publicatie bij
te dragen aan het 'maatschappelijk debat' over deze dramatische periode in onze
geschiedenis, welke nog vrijwel dagelijks in ons leven ingrijpt.
De aansluitende draad “Reacties op 10 bewijzen tegen ‘Zes Miljoen’” staat daarvoor open. In het bijzonder worden ook
studenten Geschiedenis, Holocausthistorici, Holocaustinstituties, etc.
uitgenodigd tot feitelijke weerlegging ervan.
(Voor hen die al langer vermoeden dat het Zes Miljoen
aantal sterk bovenmatig is – en dat zijn steeds meer mensen – gebruik deze 10
bewijzen gerust in discussies met gelovigen; als zij één punt ‘weerlegd’ menen
te hebben, zijn er nog 9 te gaan . . .).
Het is dus definitief over en uit met het ‘Zes
Miljoen’ aantal; zelfs Holocaustgelovers kunnen dat
niet langer ‘ontkennen’.
O ja, natuurlijk. Er zijn er nog altijd mensen die, geconfronteerd met de
overweldigende bewijzen tegen dit geïndoctrineerde aantal, roepen: “En waar
zijn die 6 miljoen joden dan gebleven?”
Een potsierlijke reactie, want daarmee erkennen zij geen bewijs voor
dat aantal te hebben, niet in staat te zijn één van de revisionistische
bewijzen te weerleggen en het Mythisch aantal dus op feitelijke gronden
volledig failliet is.
Bovendien is het antwoord op de vraag waarom zoveel joden na de oorlog
niet terugkeerden relatief eenvoudig. Het werkelijk
aantal in de oorlog omgekomen/vermiste joden is veel lager dan 6 miljoen.
Objectieve berekeningen komen niet verder dan 1,5 miljoen.
Ook dat is veel, heel veel, veel te veel. Teveel ook om terwille van een religieuze Mythe te worden verviervoudigd.
Maar dat aantal van 1,5 miljoen omgekomen en vermiste joden is behalve door de
verfoeilijke jodenvervolging, vooral veroorzaakt door omstandigheden die in de
oorlog ook voor talloze andere groeperingen golden. Omdat het te ver gaat die
alle hier te noemen, beperk ik mij tot twee
voorbeelden. De eerste zijn de 600 op gezondheid gekeurde mannen tussen 20 en
50 jaar die 7 maanden voor de bevrijding uit het Gelderse Putten naar
werkkampen in Duitsland werden gevoerd. Van hen kwamen er 7 maanden later slechts
44 terug (= 7%)! Eenzelfde overlevingspercentage trof de ca. 100.000 Duitse
krijgsgevangenen bij Stalingrad; geharde Duitse
militairen waarvan er na een aantal jaren in Russische kampen minder dan 6.000
(6%) terugkeerden.
Het buitengewoon lage overlevingspercentage van weggevoerde joodse mensen, waaronder vrouwen, kinderen, bejaarden, zieken, enz., dat
eveneens onder de 10% lag, wordt dan veel minder verbazingwekkend dan het op
het eerste gezicht lijkt.
Herpublicatie: 30 oktober 2013 – Pateo.nl – Johan Oldenkamp