[English]

 

Tien bewijzen tegen Zes Miljoen vermoorde joden in ‘de Holocaust’

Het definitieve eind van de Mythe


(Geschreven door Gawain op 8 februari 2011. Bron: link)


Zes miljoen vermoorde joden in een ‘Holocaust’
is een Talmoedisch gegeven, een joods religieuze metafoor voor rampspoed, eeuwenlang bekend en verspreid, zonder concrete basis. Bij het IMT in Neurenberg in 1945 werd het aantal opnieuw opgevoerd met als ‘bewijs’ slechts twee dubieuze ‘getuigen van horen zeggen’, die door verondersteld ‘zegsman’ Eichmann als ‘fantasten’ werden betiteld. Er bestond en bestaat geen enkele onderbouwing voor dit ook door historici inmiddels ‘symbolisch’ genoemde aantal. Het religieuze karakter ervan wordt bevestigd door de huidige politiek-dogmatische fixatie en Stalinistisch/Inquisitoire vervolging van critici in veel Westerse landen.

Dit alles is voldoende om die religieuze Numerus fixus een Mythe te noemen. Om echter voorgoed af te rekenen met dit Talmoedische gegeven, geef ik hier Tien concrete bewijzen van de onjuistheid van dit verplicht opgelegde, veel te hoge aantal. Niet, omdat een lager aantal minder gruwelijk of droevig is, maar eenvoudig omdat historische waarheid primaat verdient boven mythes.

De volgende tien concrete bewijzen tonen elk voor zich de
onmogelijkheid van dit Holocaustaantal aan:

1. Het aantal joden daadwerkelijk onder Duits regime was nooit hoger dan 4,5 miljoen.

2. Joodse opgaven aantallen joden in de wereld voor en na de oorlog.
3. Demografisch onmogelijkheidsfenomeen: aantallen joden voor en na de oorlog.
4. Geëmigreerde en naar de Sovjet-Unie uitgeweken joden.
5. Een empirisch-statistische benadering.
6. Aantallen joden die Duitse overlevendenpensioenen aanvroegen.
7. Terugrekening aantal overlevenden op basis van aantal overlevenden in 2004.
8. Niet aangetoonde ‘gaskamers’ en ‘massavergassingen’.
9. Ontbreken van stoffelijke resten, ashoeveelheden en massagraven die dit aannemelijk maken.
10. Verhouding omgekomen joden in kampen en daarbuiten.


Deze tien bewijzen zijn onderdeel van een uitvoeriger studie, waarin voor elk punt de relevante feiten en bronnen zijn vermeld. Vrijwel zonder uitzondering joodse en officiële bronnen, zodat er nauwelijks grond is te beweren dat ze ‘partijdig’ of ‘neo-nazistisch’ zijn.

De complexiteit van de materie is aanzienlijk door het grote aantal factoren van invloed op elk gegeven aantal: van de definities ‘wie is joods’, tot de mobiliteit van joden zelf, grenswijzigingen voor, tijdens en na de oorlog, politieke motieven achter gepresenteerde aantallen, enz. Niet zeker is dan ook of alle bronnen en aantallen juist zijn; zeker is echter wel, dat aantallen zonder bronnen (‘Zes Miljoen’) onjuist zijn! Hier puntsgewijs een korte beschrijving en weergave van bronnen en aantallen. Excuses aan de lezer voor onvermijdelijk complexe cijferreeksen, maar waarheid over ‘de Holocaust’ is alleen te vinden in de details.

1. Het aantal joden daadwerkelijk onder Duits regime was nooit hoger dan 4,5 miljoen

Het aantal joden onder Duits bestuur valt af te leiden uit vooroorlogse joodse bevolkingsstatistieken, het Wannsee Protokoll, het Korherr Rapport van het Duitse Bureau voor Statistiek en onderzoek van serieuze demografen als prof. dr. W.N. Sanning (Sanning, Walter N., The Dissolution of Eastern European Jewry. Institute for Historical Review. 1989. ISBN 0-939484-11-0. Duitse vertaling: Die Auflösung des osteuropäische Judentums. 1983. © Grabert-Verlag, Tübingen.ISBN 3-87847-06-02.), dr. C. Nordling (The Jewish Establishment under Nazi-Threat and Domination, 1938-1945. 1990. The Journal of Historical Review, Vol. 10, Nr. 2, blz. 195, ISSN 0195-6752), prof. F. Hankins, (How Many Jews were Eliminated by the Nazis? 1983. The Journal of Historical Review, 1990. Vol. 4, Nr. 1, blz. 61. ISSN 0195-6752), alsmede onderzoeken, studies en uitspraken van andere onafhankelijke deskundigen.
Joodse bevolkingsstatistieken geven aan het begin van de oorlog (1939) rond 9 miljoen Europese joden aan: 8.861.800, 8.939.608 (American Jewish Congress (afb.) en 9,3 miljoen. Daarin ook begrepen joden in het Europese deel van Rusland (3.020.143) en Oekraïne. Historicus Yehuda Bauer van het Yad Vashem Museum in Israël schreef eveneens dat in Europa 9 miljoen joden waren (A History of the Holocaust, New York: Franklin Watts, 1982, ISBN 0-531-098621). Dit maakt 9 miljoen joden in Europa in 1939 tot een reële aanname.



Polen is daarin vóór de deling opgenomen, dus inclusief Poolse joden in delen van Oekraïne en Wit-Rusland, die destijds bij Polen hoorden; volgens het AJC waren dat daar in totaal 3.113.900 joden.

Lang niet alle Europese joden kwamen onder Duitse heerschappij. Prof. Sanning toont aan dat in de eind 1939 in de door Duitsland geannexeerde helft van Polen het werkelijk aantal joden niet 3.113.900 was, zoals Holocaustbronnen gewoonlijk voor heel Polen opvoeren, maar 2.356.900 minder(!), nl. 757.000. Dit 2,3 miljoen lagere aantal volgt uit de volgende feiten:
1. Tussen 1931 en 1939 verminderde het aantal joden in Polen met 480.900 (15,4%) o.a. door emigratie en een hoog joods sterfteoverschot tot 2.633.000.
2. Daarvan bevonden zich er 1.026.000 in de door de Sovjets bezette helft van Polen, zodat er theoretisch 1.607.000 onder Duits bestuur resteerden.
3. Van hen vluchtten honderdduizenden direct al naar Sovjetgebied (onder hen de latere Israëlische premier Menachem Begin), terwijl de Duitsers ook nog eens grote groepen joden de grens over dreven. West-Duitse, zionistische, Poolse en Amerikaanse bronnen laten er geen twijfel over bestaan dat na de Duitse bezetting slechts 757.000 joden onder Duits bestuur kwamen (Sanning, blz. 39 e.v.).
In 1939 bevonden zich in Duitsland volgens joodse gegevens nog 240.000 joden, in Oostenrijk 191.408, in Tsjecho-Slowakije 356.830 en in Danzig 10.448. Met de bezette helft van Polen dus 1.555.686 joden onder Duitse heerschappij. Drie jaar later, in 1942, waren door emigratie, vlucht en andere oorzaken in Duitsland volgens Sanning’s joodse bronnen nog 164.000 joden, in Oostenrijk 50.000, in Tsjecho-Slowakije 255.000 en in Danzig ca. 10.000, totaal 479.000, hetgeen het werkelijk aantal joden onder Duits bestuur in 1942 daar met bijna 320.000 vermindert tot 1.236.448 .
Een eerdere oorlogsfase had Noorwegen, Denemarken, Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk onder Duitse hegemonie gebracht, met naar joodse opgaven 466.911 joden; het werkelijk onder Duits bestuur zijnde aantal joden in 1941 wordt daarmee 1.703.359.
De inval in de Sovjet-Unie in 1941 bracht ook Estland, Letland, Litouwen, Oost-Polen, Wit-Rusland, Oekraïne en een deel van Europees Rusland onder Duits regime. We tellen alle 252.907 joden van de Baltische Staten mee, hoewel er aanwijzingen zijn dat velen daar kans zagen te vluchten of door plaatselijke militia's en terugtrekkende Sovjets werden vermoord.
In Oost-Polen, Pools Wit-Rusland en Oekraïne waren tijdens de Duitse opmars van 1941 in werkelijkheid minder dan 1 miljoen joden nog aanwezig. Van de oorspronkelijke joodse bevolking daar waren grote aantallen (Sanning 1.550.000) door de Sovjets al dan niet vrijwillig verder Oostwaarts en naar de Goelags overgebracht. Dit brengt het totaal aantal joden onder Duits regime op 2.956.266.
Na de inval in de Sovjet-Unie (‘Barbarossa’) werd volgens Sanning 80% van alle joden daar door de Sovjets geëvacueerd, zodat die nooit in contact met de Duitse troepen kwamen.

In december 1942 schreef Sovjetcommunist David Bergelson, zionistisch propagandist en secretaris van de Joodse Antifascistische Commitées in Moskou (Sanning, blz. 114):

"De evacuatie redde de overgrote meerderheid van joden uit de Oekraïne, Wit-Rusland, Litouwen en Letland. Volgens informatie uit Vitebsk, Riga en andere grote steden door de fascisten bezet, waren daar nog slechts een paar joden toen de Duitsers arriveerden. Daardoor werd een groot deel van de Poolse en Baltische joden geabsorbeerd door de USSR”.

Met het verschuiven van het front dieper Rusland in, kwamen eveneens gebieden waar oorspronkelijk veel joden woonden onder Duits gezag, maar ook daar was onder Stalin’s politiek van ‘verschroeide aarde’ sprake van grote groepen verder Oostwaarts gevluchtten, door de Sovjets gedeporteerden en opname in het door Moskou georganiseerde partizanenleger. Het aantal joden daar onder Duits bereik varieert per bron, van 3,2 miljoen (Benz) tot ‘minder dan 1 miljoen’ (Sanning).
Tellen we de rest van de landen waar de Duitsers zeggenschap hadden hierbij op (Griekenland, Joegoslavië, Bulgarije, Roemenië en Hongarije (1.534.161), volgens Sanning in 1941 1.047.400, dan wordt het totaal-generaal van alle joden onder Duits regime afgeleid van de cijfers van het American Jewish Committee en het Jewish Statistical Bureau of the Synagogue Council of America 4.003.666; nauwelijks 4 miljoen dus.
De joodse bronnen zijn onverdacht, omdat bij tellingen vóór 1939 nog geen fixatie op ‘Zes Miljoen’ bestond en er toen geen reden was voor manipulatie.

Het ‘standaardwerk’ van prof. Wolfgang Benz, directeur van het Duitse Bureau voor Antisemitisme Bestrijding, over aantallen joodse slachtoffers, komt weinig verwonderlijk uit op ‘5,2-6,0 miljoen vermoorde joden’. Het verscheen in 1991, acht jaar na Sanning als reactie, hoewel Sanning niet wordt genoemd en geen van zijn gedetailleerde cijfers wordt weerlegd. Benz’s boek staat vol dubbeltellingen, valse uitgangspunten, fouten en ‘vergissingen’; zo noemt hij alle joden uit 1939 die zich na de oorlog in 1946 niet in hun oorspronkelijke woonplaatsen meldden ‘vermoord door de nazi’s’ en verzwijgt hij 700.000 geëmigreerde joden sinds 1931. In een sublieme vergelijking van Sanning’s werk met dat van Benz door revisionist dr. Germar Rudolf, wordt Benz’ boek onbarmhartig als frauduleus weerlegd. Voor geïnteresseerden: Holocaust Victims: A Statistical Analysis. W. Benz and W.N. Sanning – A Comparison. (Gepubliceerd in: Dissecting the Holocaust, The Growing Critique of ‘Truth’ and ‘Holocaust’; Holocaust Handbook Series, blz. 181. Theses & Dissertations Press, PO Box 257768, Chicago, IL 60625, USA. ISBN 0-9679856-2-5. Downloads van deze en andere revisionistische werken op Free Downloads from VHO ).

Professor Sanning gebruikte uitsluitend joodse bronnen omdat hij nazibronnen (Wannsee Notulen en Korherr Rapport) door de (te) ruime schattingen onnauwkeurig en onbetrouwbaar achtte.
Niettemin bereiken ook die te hoog geschatte nazi-aantallen van de Wannsee Notulen (3.836.500 onder ‘A’, excl. Vichy-Frankrijk) en het Korherr Rapport (50% van 9.494.368, minus niet-bezet Europa) de 4,5 miljoen joden onder naziheerschappij niet.
Het behoeft dan ook verder geen betoog dat als – ruim genomen – nooit meer dan 4,5 miljoen joden onder werkelijk Duits bestuur waren, de nazi’s geen ‘Zes Miljoen’ joden hebben vermoord.

Het bewijst
‘Zes Miljoen’ als een onjuist propaganda-aantal.


2. Joodse opgaven aantallen joden in de wereld voor en na de oorlog

Een benaderingswijze gebaseerd op het totaal aantal joden in de hele wereld komt evenmin in de buurt van ‘Zes Miljoen’ vermoorde joden.
We beoordelen de aantallen joden in de wereld ook weer aan de hand van onverdachte joodse bronnen: de World Almanac, met o.a. gegevens van het American Jewish Committee en het Jewish Statistical Bureau of the Synagogue Council of America.

Voor de oorlog:
World
Almanac 1929 (blz. 727): 15.630.000
Nationale Raad van Kerken USA 1930: 15.600.000
World Almanac 1936 (blz. 748): 15.753.633
World Almanac 1938 (blz. 510): 15.748.091

Tijdens de oorlog:
Raad
van Synagogen Amerikaans Joods Congres 1939 15.600.000
World Almanac 1940 (blz. 129): 15.319.359
World Almanac 1942 (blz. 849): 15.192.089

Na de oorlog:
World
Almanac 1947: (blz. 748): 15.688.259
World Almanac 1948: (blz. 849): 15.763.630

Zoals blijkt zijn de aantallen joden voor en tijdens de oorlog overwegend eensluidend en stabiel. Daarom mag men uitgaan van 15,7 miljoen joden in de wereld kort voor de oorlog met een lichte daling tijdens de oorlog.
Direct na de oorlog, in 1947, blijken er volgens dezelfde bronnen 444.271 joden méér te zijn dan in 1940! Ook is het aantal 163.630 hoger dan dat van de Raad van Synagogen van het Amerikaans Joods Congres uit 1939!
Volgens de World Almanac van 1947 was het aantal joden in 1939 dus 15.688.259. Op 22 februari 1948 gaf de onder joods eigendom verschijnende New York Times de joodse populatie van Palestina aan als 600-700.000; als we het laagste aantal aanhouden, waren er toen dus 16.288.259 joden in de wereld. Bijna 600.000 meer dan vóór de oorlog! Uit joodse opgaven tot 1948 blijkt dus niets van miljoenen vermoorde joden’. Niet verwonderlijk dat het New Yorks joodse blad Aufbau op 24 december 1948 de ‘Six Million Story’ betitelde als “een puur verzinsel”. Het is duidelijk dat gezaghebbende joodse demografische deskundigen na de oorlog niet geloofden in 6 miljoen verdwenen joden. Dat wordt pas opgevoerd tijdens en na de stichting van de staat Israel. ‘Niet alleen werden toen hogere aantallen vooroorlogse joden opgevoerd, maar ook de opgevoerde aantallen naoorlogse joden werden ineens veel lager.
Indien tussen 1939/1940 en 1947 zes miljoen joden waren vermoord, is het natuurlijk uitgesloten dat er in 1948 meer joden waren dan in 1940. Bij 6 miljoen vermoorde joden konden er na de oorlog niet meer dan 10.288.259 joden zijn. Dat begrepen ook de proponenten van het Talmoedisch aantal, vandaar dat na 1947 drastisch lagere aantallen joden op papier verschenen, zonder andere onderbouwing dan verwijzing naar toen circulerende astronomische aantallen ‘vergasten’ en ‘vermoorden’ in de kampen. De manipulatie met aantallen joden in de wereld en Europa is dan ook een naoorlogs fenomeen.

Zelfs indien men aanvoert dat de aantallen joden kort na de oorlog onzuiver of foutief waren, moet men uitleggen wat daarvan de oorzaken waren en waarom dit destijds niet werd aangegeven. En ook indien men de aantallen van kort na de oorlog als onjuist bestempelt, dienen de latere, miljoenen lagere aantallen in de opgaven vanaf 1947 te worden onderbouwd met bewijsmateriaal. Ook dat is nooit gebeurd. Pas 46 jaar later, in 1991, kwam het frauduleuze, aantoonbaar waardeloze werk van Benz op de markt met ‘6 miljoen’.

De eerste afwijkende naoorlogse opgave was die in de Almanac van 1949. Toen werd de joodse wereldbevolking van 1947 gesteld op 11.266.600. Maar liefst 4.421.659 lager dan de eerdere opgave:
1939: 15.688.259
1947: 11.266.600
Verschil: 4.421.659
Maar zelfs 4.421.659 minder maakt nog geen Zes Miljoen. Wat nu?
Simpel, de Almanac geeft nu ineens ook hogere aantallen vooroorlogse joden:
in 1946 geeft ze voor 1939 nog 15.688.259 joden, in 1949 ineens 16.643.210 joden.
Bijna 1 miljoen (954.951) meer als eerst!! Opgeteld bij ‘vernieuwde’ aantallen naoorlogse joden, waren er nu op papier dus 5.376.610 joden ‘verdwenen’! Zie hier de oorsprong van het door officiële Holocausthistorici gehanteerde “5,4 of 5,7 miljoen”.

Na de oorlog werden zoveel verschillende aantallen vermoorde joden opgegeven als er historici waren; geen ervan vergezeld van een steekhoudende onderbouwing.
Die naoorlogse manipulatie toont aan dat niet WW II tot ‘Zes Miljoen vermoorde joden’ leidde, maar deze Talmoedische Numerus Fixus vanaf de oorlog door een meerderheid van joodse historici werd gecelebreerd.
De chaos en willekeur over naoorlogse aantallen joden in de wereld toont het volgende beeld:

Statistical Handbook of Council of Churches USA 1951: 15.300.000.
Encyclopedia Britannica's 1955 Book of the Year 11.627.450 (“Allen, lid synagoge of niet”).
US News & World Report, 1983: 16.820.850.
World Almanac & Book of Facts, 1989: 18.080.000.
World Almanac, 1996, blz. 646: 14.117.000.
World Almanac & Book of Facts, 2001: 13.200.000.

Wie aan naoorlogse joodse cijfers over aantallen joden in de wereld enig geloof hecht, moet veel uitleggen.

Ook dit bewijst de onwaarheid van het propaganda-aantal ‘Zes Miljoen’.


3. Demografisch onmogelijkheidsfenomeen: aantallen joden voor en na de oorlog



Deze grafiek toont in één oogopslag de onmogelijkheid van de magische ‘Zes Miljoen’. Ze is gebaseerd op aantallen van The World Almanac and Book of Facts, gepubliceerd in New York World Telegram pagina’s 727, 849, 748 en 441, de 1996 editie van Funk & Wagnalls, blz. 646 en de Encyclopedia Britannica van 1955 en toont de aantallen joden in de wereld van 1928 tot 2000. De gele lijn geeft aan: een gestaag dalend aantal joden tot 1941 (sterfteoverschot in 12 jaar 500.000), daarna een scherpe daling in de oorlog van 1941-1947 (in 6 jaar 1,9 miljoen minder), herstel van 1947 tot 1964 op het normale vooroorlogse dalingsniveau en vanaf 1965 stabilisering op een groeiniveau van ca. 700.000 in 35 jaar. Indien we het normale vooroorlogse sterfte-overschot in mindering brengen op de daling tijdens de oorlog, komt de vermindering van het aantal joden in de wereld tijdens de oorlog uit op 1.65 miljoen. Geen zes miljoen dus.

Kijken we vanaf 1948 (de blauwe lijn), dan zien we een ongelooflijk fenomeen: tijdens de oorlog een steile daling van ruim 4 miljoen (‘de Holocaust’), gevolgd door een steile stijging tot 1964 met daarna stabiel blijvend herstel tot normaal. Zo’n ongelooflijke stijging van het aantal geboorten tussen 1949 en 1962, met abrupte stabilisering op normaal niveau is onbestaanbaar. Zo’n ‘inhaaleffect’ met abrupte stabilisering kan niet waar zijn en is ook niet waar.



Om de onbestaanbaarheid te illustreren, ter vergelijking een grafiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de ontwikkeling van de Nederlandse bevolking in de vorige Eeuw. Die toont dat zelfs de explosieve stijging van het aantal geboorten in de naoorlogse jaren 1945-‘55 (de Babyboom’ met 20-25% meer geboorten in tien jaar), in de bevolkingscurve nauwelijks zichtbaar is! Bevolkingsschommelingen zoals de blauwe lijn m.b.t. de Joodse Holocaust Versie toont, zijn dan ook onbestaanbaar.

Het visualiseert zowel een onmogelijke naoorlogse demografische ontwikkeling, als een onverklaarbare discrepantie met de reële situatie van thans.


4. Geëmigreerde en naar de Sovjet-Unie uitgeweken joden

Tussen 1930 en 1942 vond door emigratie een ware exodus van joden plaats uit Duitsland, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, de Baltische Staten en – vooral – Polen. Sanning berekende dat het aantal joden in die gebieden tot 1943 daardoor met 969.000 verminderde (Sanning, Tabel 14, blz. 231).
Verder, dat na de oorlog (1948-1970) nog eens 1.548.000 joden uit Europa emigreerden met bestemming o.a. de Verenigde Staten, Israël, Zuid-Amerika, maar ook Canada, Australië, enz.
Zelfs tijdens de oorlog ging de emigratie van joden met visa voor Palestina, de VS, Zuid-Amerikaanse landen enz., zoveel mogelijk door. Zij die niet weg konden werden in kampen als Vittel in Zuid-Frankrijk ondergebracht. Honderdduizenden joden, zijn nooit naar concentratiekampen gevoerd, laat staan vermoord.

Bewijzen voor die massale emigratie zijn o.a.: (a) de getuigenis van U.S. Onderminister van Buitenlandse Zaken Breckinridge Long voor een Congrescommissie: tot 1943 werden ongeveer 580.000 joodse vluchtelingen in de VS toegelaten; (b) massale emigratie van door de zionisten geselecteerde joden naar Palestina (bijna 300.000); (c) de stijging van het aantal joden in Latijns Amerika (bijna 200.000) en niet-bezet West Europa (meer dan 100.000). Sanning baseerde zijn cijfers op Geallieerde, zionistische en pro-zionistische Westerse bronnen.
De voor- en naoorlogse joodse emigratie verminderde het aantal mogelijk in de oorlog omgekomen joden dus met ruim 2,5 miljoen (2.517.000).
Na de deling van Polen in 1939 vluchtten volgens Sanning1.550.000 joden naar Oost-Polen (Feiling Foster schreef: ‘2,2 miljoen’). Sanning’s aantal lijkt echter waarschijnlijker. Na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in ‘41 werden nog eens ca. 1 miljoen Poolse joden door de Sovjets Oostwaarts gevoerd.
De nazi’s transporteerden bovendien uit het Generalgouvernement in Polen 1.449.692 joden naar het Russische ‘Ostgebiet’ (Graf, J. Hoax or Holocaust. AAARGH, blz. 84.).

Historicus dr. Aschenauer schreef in Krieg ohne Grenzen:
[.
. .] “Solzjenitzyn bevestigt met meerdere bewijzen, waarvan een aantal uit joodse bronnen’, dat de Sovjetleiding direct na het begin van de oorlog orders gaf tot een voorrangsevacuatie van de joden uit de Westelijke grensprovincies met vele duizenden wagens en karren . . . 1 tot 1,1 miljoen joden naar productiecentra in veilig achterland.”


Stuart Kahan, neef van de beruchte joodse Sovjetmassamoordenaar Lazar Kaganovitch, bevestigt deze voorkeursbehandeling van joden in diens biografie (1987, The Wolf of the Kremlin, blz. 206):

“Op aandringen van Lazar Kaganovitch, beval Stalin de evacuatie van alle personen uit de grensgebieden, in het bijzonder de joden, die de grootste groep in het gebied vormden. Stalin hield niet van de joden, maar het bevel dat zij kregen was hun huizen plat te branden, hun vee te doden en zich terug te trekken in het achterland van Rusland . . . Het was beter dat de joden in het achterland waren en niets aan Hitler lieten, dan hen als werkslaven te laten werken en vee, voedselvoorraden en andere goederen aan hen te laten.”

Het aantal Europese joden in 1933 (9 miljoen), verminderd met de voor en tijdens de oorlog geëmigreerde joden (1,1 miljoen), gevluchte en door de Sovjets gedeporteerde joden (2,5 miljoen) en joden in niet-bezet Europa (bijna 1 miljoen), brengt eveneens het werkelijk onder Duits bewind vallend aantal joden op 4,4 miljoen. Dit is volledig in overeenstemming met het revisionistisch aantal omgekomen joden (1-1,5 miljoen), alsook met een overlevendenaantal van 3-4,5 miljoen.

De massaliteit van deze verplaatsingen bewijst de onmogelijkheid van ‘Zes Miljoen vermoorde joden’.

5. Een empirisch-statistische benadering
De benadering van het werkelijk aantal omgekomen joden tijdens de oorlog is – zoals we hebben gezien – uiterst complex. Alle bronnen zijn beperkt betrouwbaar en zelfs als men fouten, omissies, dubbeltellingen, enz. elimineert, blijft het schier onmogelijk definitieve conclusies te trekken, of één-op-één vergelijkingen te maken.
De studie van Sanning – ook niet vrij van onnauwkeurigheden – is echter wetenschappelijk het meest verantwoord en betrouwbaar.
Dit wordt ook aangetoond door wetenschappelijk onderzoek van revisionist dr. Carl C. Nordling. Deze statisticus onderzocht de gebeurtenissen met joden tijdens de Tweede Wereldoorlog op andere basis, namelijk op die van een begrensd aantal overlevenden.
Sanning’s en Nordling’s methodieken verschillen daardoor wezenlijk. Vergelijk Sanning’s onderzoek met archeologisch veldonderzoek, dat alle werkelijk gevonden feiten weergeeft, met dat van Nordling, die wetenschappelijk-statistische conclusies verbond aan steekproefsgewijze sonderingen. Als men beide studies naast elkaar legt, is het moeilijk een vergelijkend inzicht te verkrijgen. Echter, indien men Sanning’s numerieke uitkomsten voor de verschillende categorieën joden (natuurlijke sterfte, geëmigreerd, gevlucht, met zekerheid omgekomen, overlevenden, enz.) in percentages naast die van Nordling plaatst, vertonen beide uitkomsten een verbluffende overeenkomst (Jewish Casualties During World War II, The Holocaust Historiography Project) en verschillen deze per categorie nauwelijks. De saillante overeenkomst bij verschillende onderzoeksmethodologieën bevestigt zowel de globale juistheid van Sanning’s resultaten, als die van Nordling.
Omdat Sanning’s kwantitatieve aantallen van joodse bronnen stammen, kan geen sprake zijn van verschil in uitgangspunten, en speelt het definitieprobleem van wie is jood en wie niet hier nauwelijks een rol.

Die wetenschappelijke overeenkomst bevestigt de juistheid van de revisionistische methode en daarmee de onjuistheid van het aantal ‘Zes miljoen door de nazi’s vermoorde joden’.


6. Aantallen joden die Duitse overlevendenpensioenen aanvroegen

Onderstaand een afschrift van een brief van een Duitser die in september 1985 aan het Duitse Ministerie van Financiën vroeg hoeveel personen een uitkering in het kader van de Wiedergutmachungsregelung (Overlevendenpensioen) via Israël ontvingen. Antwoord van het Ministerie: in totaal waren er per 1 januari 1985 tenminste 6 tot 7 miljoen aanvragen!

Der Bundesminister der Finanzen
5300 Bonn 1
Graurheindorferstr. 108

10. September 1985
VI A4-01478-L 4/85

Herrn Werner Laska


Betr.:
Wiedergutmachung nationalsozialistischen Unrechts; hier: Leistungen (= uitkeringen) an Israel
Bezug:Ihr Schreiben vom 4. September 1985



Sehr geehrter Herr Laska,


auf Ihr Schreiben vom 4. September 1985 darf ich Ihnen zur Ergänzung einen Abdruck der Wiedergutmachungsübersicht nach dem Stande vom 1. Januar 1985 übersenden. Darin finden Sie auf Seite 2 (rot kenntlich gemacht)auch Hinweise auf die Zahl der bis zum 1. Januar 1985 gestellten Anträge. Allein nach dem Bundesentschädigungsgesetz und dem Bundesrückerstattungsgesetz sind es zusammen weit über 5 Millionen.
Hinzuzurechnen sind außerdem alle Anträge, die im Rahmen sonstiger Wiedergutmachungsregelungen - beispielsweise nach den Entschädigungsgesetzen der einzelnen Bundesländer - gestellt worden sind; insgesamt wird man wohl von mindestens 6 bis 7 Millionen Anträgen ausgehen können.

Mit freundlichen Grüßen


Im Auftrag

Oldenburg


Beglaubigt Stempel Unterschrift Angestellte


Bij dit enorme aantal van ‘minstens 6-7 miljoen’ aanvragen voor overlevendenuitkeringen moet worden opgemerkt dat het gaat om aanvragen vanuit Israël, dus alleen betrekking hebbend op joden. Niet alle aanvragen zullen zijn gehonoreerd en ook moet rekening worden gehouden met dubbele en valse aanvragen. Daar staat tegenover dat aanvragen vaak door een gezinshoofd werden gedaan, zodat die soms op meerdere personen betrekking hadden. Ook dat veel overlevenden nooit een aanvraag indienden, zoals joden achter het IJzeren Gordijn, voor wie de regeling niet gold.
Dit roept de vraag op: hoeveel overlevendenuitkeringen zijn er werkelijk uitbetaald? Daarover hult de Duitse regering zich in krampachtig zwijgen. Het laat zich raden waarom. Het is zeker niet overdreven om – zoals velen – aan te nemen dat dit er 4-4,5 miljoen zijn geweest. Volgens de Israëlische premier Netanyahu hebben 5 miljoen Holocaustoverlevenden ‘recht’ op schadevergoeding door Duitsland....
Met dergelijke enorme aantallen aanvragen van joodse overlevenden, kan van een ‘Zes Miljoen Holocaust’ uiteraard geen sprake zijn geweest.

Ook dit bewijst de onwaarheid van het propaganda-aantal ‘Zes Miljoen’.

7. Terugrekening aantal overlevenden op basis van aantal overlevenden in 2004

Rekenkundig
moet het aantal joodse overlevenden in 1945 in elk geval meer dan 3 miljoen zijn geweest.
Een Israëlisch overheidsrapport stelt namelijk dat er begin 2004, 58,5 jaar later dus, 1.092.000 Holocaustoverlevenden waren (New York Times, 21 april 2005), waarvan 687.900 uit bezet Europa.
Als de overlevenden in ‘45 van alle leeftijdsgroepen waren, met een gemiddelde levensverwachting van 75 jaar, dan is in de 58,5 jaar nadien in 2004 58,5/75e deel van hen gestorven en bedroeg het aantal overlevenden in 2004 dus 16,5/75e. Het rekenkundig aantal overlevenden in 1945 kan dan simpel worden vastgesteld: 75/16,5 x 687.900 = 3.127.000.

Statisticus dr. Nordling berekende eerder op basis van cijfers van de Israëlische Overlevenden Organisatie AMCHA uit 1997, rekeninghoudend met een standaardafwijking van 15% en maximalisering van onzekere factoren, het aantal in mei 1945 op “iets meer dan 3 miljoen”.
Een en ander laat buiten beschouwing dat de gemiddelde levensverwachting in 1945 niet 75 maar 67 jaar was en voor Oost-Europa zelfs 57 jaar; indien dit wordt meegenomen, leidt het aantal overlevenden van 2004 zelfs nog tot enkele miljoenen meer in 1945.
Het dubbele aantal, 5 a 6 miljoen overlevenden in 1945, is zo maar mogelijk, want in het overlevendenaantal van 2004 zijn ook veel geassimileerde joden en joden die niets meer met het Jodendom en/of de oorlog te maken willen hebben, niet begrepen.

Wat bij deze grote aantallen overlevenden in 1945 overblijft van de Final Solutionen ‘Zes Miljoen vernietigde joden’, wetend dat in Europa nooit meer dan 4,5 miljoen joden onder nazi-controle waren, bepale de lezer zelf.

Het bewijst de onwaarheid van het aantal ‘Zes Miljoen’.

8. Niet aangetoonde ‘gaskamers’ en ‘massavergassingen’

Het feit dat er geen forensische bewijzen of sporen zijn van ‘gaskamers’ waarin 2.000.000 of meer joden zouden (kunnen) zijn vermoord, maakt het Zes miljoen aantal eveneens onmogelijk.

Geen spoor van concreet bewijs voor ‘gaskamers’, geen spoor van forensisch bewijs voor ‘massavergassingen’. Ook niet van 2 miljoen ‘vergaste’ joden. Zelfs niet van één ‘vergast’ lijk of deel daarvan, terwijl dit met huidige forensische technieken ook nu nog eenvoudig is vast te stellen.
Als spoorloze verdwijning van miljoenen mensen niet kan en er dus geen massavergassingen hebben plaatsgevonden, is een aantal van 6 miljoen vermoorde joden alleen al om die reden onmogelijk. Geen ‘gaskamers’, geen Zes Miljoen en Geen Zes Miljoen, geen ‘gaskamers’.

Ook dit bewijst de onwaarheid van het propaganda-aantal ‘Zes Miljoen’.

9. Ontbreken van stoffelijke resten, ashoeveelheden en massagraven die dit aannemelijk maken

Zoals bekend zijn er in de verste verten geen overeenkomende hoeveelheden stoffelijke resten (asdepots, stoffelijke overschotten, etc.) van Zes Miljoen (of zelfs maar van 0,1% daarvan) in en rond ‘vernietigingskampen’ of massagraven aangetroffen.

De enige forensisch vastgestelde massagraven zijn die van de Sovjetmassamoord in Katyn en die van na de oorlog vermoorde etnische Duitsers. In gelokaliseerde massagraven in Wit-Rusland en Oekraïne liggen honderdduizenden NKVD slachtoffers. Waar zijn die honderden massagraven van duizenden joden, c.q. duizenden massagraven van honderden joden? Vrijwel niets is daarvan concreet aangetoond, terwijl daar wel degelijk naar is gezocht. Talloze onderzoeken werden uitgevoerd met geavanceerde grondradarinstallaties, onder meer op plaatsen in Treblinka waar 850.000 vergaste joden begraven zouden hebben gelegen; ze leverden niets, geen spoor daarvan op. Toch opvallend, met al die ‘getuigen’.
Regelmatig worden in Tsjechië en Joegoslavië massagraven met honderden lijken van Duitsers en anderen ontdekt, maar nauwelijks van joden. Graven en asresten van duizenden jaren oud zijn gevonden en door archeologen uitvoerig beschreven; het graf van Tutanchamon, de graven van de Tsarenfamilie, de tienduizenden lijken van Eisenhowers Rheinwiesenlager, etc., etc. Geen graf, geen asbegraafplaats of geen moordscene uit de geschiedenis, of ze is vroeg of laat blootgelegd en forensisch beschreven.
Alleen van ‘Zes Miljoen’ joden is er 65 jaar later weinig meer dan niets.

Het is aan Holocaustproponenten om aan te geven waar die miljoenen vermoorde joden zijn gebleven. Tot nu toe zijn zij elk zinnig antwoord daarop schuldig gebleven. En hoewel zij wel de plaats van de misdaad noemen, data, wijze van vermoorden, wijze van lijkbehandeling, compleet met de meest gruwelijke persoonlijke details, vragen zij ons te geloven dat tienduizenden tonnen menselijke as en stoffelijke resten, miljoenen tanden en kiezen, zo maar door de wind werden weggevoerd in het miraculeuze Niets. Zij mogen dan ook geacht worden te kunnen aangeven waar te zoeken naar bijbehorende forensische bewijzen. Niets echter. Zelfs op de enkele hectaren waar volgens hen miljoenen mensen zouden zijn vermoord (Auschwitz, Treblinka, Sobibor, Belzec, Chelmno, enz.) slaagde niemand er de afgelopen 65 jaren in de waarheid ervan forensisch aan te tonen, laat staan substantiële massagraven of asresten op te sporen.

3 Miljoen vergaste lijken, dat zijn 300 massagraven (de meeste ‘vergasten’ werden daar volgens de JHV eerst begraven) met in elk massagraf plaats voor 10.000 lijken, of 3.000 massagraven met elk 1.000 lijken of 30.000 massagraven met elk 100 lijken. Echter, niets van dat al. Alleen het tegendeel (geen enkele grondverstoring) is aangetoond (Krege, et al.).

Zo lang overtuigende sporen niet zijn aangetroffen, kan ook van ‘6 miljoen vermoorde joden’ geen sprake zijn geweest.

Bewijs voor de onwaarheid van het propaganda-aantal ‘Zes Miljoen’.

10. Verhouding omgekomen joden in kampen en daarbuiten

De naoorlogse Rapporten van het neutrale Internationale Rode Kruis over het gedurende de oorlog aantal omgekomenen in alle Duitse concentratiekampen, komen niet boven 400.000 in alle kampen tijdens de oorlog uit, joden en anderen. En hoewel de ITS (International Trading Service) beschikt over 17 miljoen dossiers met meer dan 40 miljoen documenten van vrijwel alle nazigevangenen en dwangarbeiders, en weigert de essentiële gegevens daarvan te publiceren, lekte dit aantal van minder dan 400.000 in kampen omgekomenen niettemin uit.
Het betekent dat buiten alle Duitse concentratiekampen ook nog eens meer dan 5,5 miljoen joden zouden zijn vermoord. Een absurde veronderstelling.



En stel . . . , stel nu eens dat de ‘officiële’ Holocaustaantallen over vermoorde joden in alle kampen bij benadering juist zouden zijn, dan zouden daar bijna 3 miljoen joden zijn ‘vermoord’ (Auschwitz 1,1 miljoen; Majdanek 60.000; Belzec 483.000; Sobibor 170.000; Treblinka 870.000; overige kampen 221.436). In dat geval zouden er ook ruim 3 miljoen joden buiten de kampen zijn vermoord. Eveneens een volkomen onwerkelijk aantal, door geen bewijs of forensische aanwijzing aannemelijk gemaakt.

De onjuistheid en religieuze oorsprong van ‘Zes Miljoen’ worden ook bevestigd doordat sinds 1946 de aantallen ‘vermoorde joden’ voor Auschwitz en alle andere ‘vernietigingskampen’ officieel met miljoenen omlaag zijn bijgesteld: Auschwitz 3 miljoen minder en overige kampen ook nog eens bijna twee miljoen minder. Toch is het in 1946 ‘vastgestelde’ aantal van ‘6 miljoen’ ondanks deze enorme correcties tot op de dag van vandaag niet bijgesteld. “6 Miljoen minus 5 Miljoen = 6 Miljoen.” Deze ‘Holocaustrekenkunde’ bewijst zowel het religieuze karakter, als het failliet van dit Mythische aantal.

Het bevestigt de onwaarheid van het aantal ‘Zes Miljoen’ vermoorde joden.

=======

Tot zover Tien Bewijzen tegen het aantal ‘Zes miljoen’. Natuurlijk zijn er meer tegenbewijzen, want de belangrijkste is hierin niet eens opgenomen: dat voor 6 miljoen nooit enig bewijs werd geleverd!
Geen Zes Miljoen joden onder Duits bewind, geen demografische of andere bewijzen voor Zes Miljoen joden minder na de oorlog, een demografisch onmogelijkheidsfenomeen in de naoorlogse aantallen joden, emigratiecijfers die dat aantal onmogelijk maken, tweeëneenhalf miljoen naar de Sovjet-Unie gevluchte en door Kaganowitz afgevoerde joden, minstens 4,5 miljoen aangevraagde overlevendenpensioenen, terugrekening van meer dan 3 miljoen overlevenden in 1945, geen ondersteunende aantallen lijken, asresten of massagraven, etc., geen enkel forensisch bewijs daarvan.
Dat alles maakt – afzonderlijk en opgeteld – Zes Miljoen vermoorde joden ONMOGELIJK.

Als ‘Zes Miljoen’ een religieus gegeven is, als daarvoor geen bewijzen bestaan en er een veelvoud aan harde feiten bestaat welke dit aantal weerleggen, dan is duidelijk dat er sprake is van een Mythe. Omdat bovendien in de Westerse wereld maatschappelijke chantage en juridische vervolging van kritiek op dit aantal hoogtij viert, moet het zelfs een buitengewoon kwaadaardige Mythe worden genoemd.

Deze tien punten bewijzen elk op zich dat geen zes miljoen joden door de Duitsers zijn vermoord.

Elk ervan toont de irrelevantie van het ‘Zes Miljoen’ aantal. Omdat de praktijk leert dat er altijd opposanten zijn die menen met andersluidende informatie feiten te kunnen ontkrachten of in diskrediet te brengen, heb ik niet één, maar tien bewijzen opgevoerd. Zij die niettemin menen een ervan met relevante feiten te kunnen weerleggen, worden van harte uitgenodigd dit in het openbaar te doen. Per slot van rekening is het doel van deze publicatie bij te dragen aan het 'maatschappelijk debat' over deze dramatische periode in onze geschiedenis, welke nog vrijwel dagelijks in ons leven ingrijpt.
De aansluitende draad “Reacties op 10 bewijzen tegen ‘Zes Miljoen’” staat daarvoor open. In het bijzonder worden ook studenten Geschiedenis, Holocausthistorici, Holocaustinstituties, etc. uitgenodigd tot feitelijke weerlegging ervan.

(Voor hen die al langer vermoeden dat het Zes Miljoen aantal sterk bovenmatig is – en dat zijn steeds meer mensen – gebruik deze 10 bewijzen gerust in discussies met gelovigen; als zij één punt ‘weerlegd’ menen te hebben, zijn er nog 9 te gaan . . .).

Het is dus definitief over en uit met het ‘Zes Miljoen’ aantal; zelfs Holocaustgelovers kunnen dat niet langer ‘ontkennen’.

O ja, natuurlijk. Er zijn er nog altijd mensen die, geconfronteerd met de overweldigende bewijzen tegen dit geïndoctrineerde aantal, roepen: “En waar zijn die 6 miljoen joden dan gebleven?”
Een potsierlijke reactie, want daarmee erkennen zij geen bewijs voor dat aantal te hebben, niet in staat te zijn één van de revisionistische bewijzen te weerleggen en het Mythisch aantal dus op feitelijke gronden volledig failliet is.

Bovendien is het antwoord op de vraag waarom zoveel joden na de oorlog niet terugkeerden relatief eenvoudig. Het werkelijk aantal in de oorlog omgekomen/vermiste joden is veel lager dan 6 miljoen. Objectieve berekeningen komen niet verder dan 1,5 miljoen.
Ook dat is veel, heel veel, veel te veel. Teveel ook om terwille van een religieuze Mythe te worden verviervoudigd. Maar dat aantal van 1,5 miljoen omgekomen en vermiste joden is behalve door de verfoeilijke jodenvervolging, vooral veroorzaakt door omstandigheden die in de oorlog ook voor talloze andere groeperingen golden. Omdat het te ver gaat die alle hier te noemen, beperk ik mij tot twee voorbeelden. De eerste zijn de 600 op gezondheid gekeurde mannen tussen 20 en 50 jaar die 7 maanden voor de bevrijding uit het Gelderse Putten naar werkkampen in Duitsland werden gevoerd. Van hen kwamen er 7 maanden later slechts 44 terug (= 7%)! Eenzelfde overlevingspercentage trof de ca. 100.000 Duitse krijgsgevangenen bij Stalingrad; geharde Duitse militairen waarvan er na een aantal jaren in Russische kampen minder dan 6.000 (6%) terugkeerden.
Het buitengewoon lage overlevingspercentage van weggevoerde joodse mensen, waaronder vrouwen, kinderen, bejaarden, zieken, enz., dat eveneens onder de 10% lag, wordt dan veel minder verbazingwekkend dan het op het eerste gezicht lijkt.

 

Herpublicatie: 30 oktober 2013 – Pateo.nlJohan Oldenkamp