Getallenspel
Wanneer
we eenmaal beseffen dat toeval onbegrepen dynamiek is, dan kunnen we ook eens
gaan kijken naar de getalsmatige aspecten van milleniaoude
spelen als schaken, dammen en go.
Volgens
sommigen stamt het schaakspel uit Atlantis. Wat
kunnen we getalsmatig ontdekken aan het schaakspel? Nou, wat te denken van het
begin van de Fibonacci-reeks?
1 |
koning, de belangrijkste schaakstuk |
1 |
koningin, het sterkste schaakstuk |
2 |
het koningspaar samen; ook zwart en wit (stukken en velden) is samen
2, en er zijn 2 torens, 2 lopers en 2 paarden |
3 |
toren, loper en paard (aan weerszijden van het koningspaar) |
5 |
koning, koningin, toren, loper en paard; staan deze
misschien symbool voor de 5 samenspelende energievormen (Ether, Lucht, Vuur,
Water en Aarde)? |
8 |
8 pionnen; en het speelbord kent 8 maal 8 velden (dit is tevens het
aantal mogelijke hexagrammen (van
de I Ching), namelijk 2 tot de macht 6) |
Wat
nog meer? Laten we eens naar het maximaal aantal
mogelijke bewegingsrichtingen per schaakstuk kijken. De koning en de koningin
kunnen alle 8 (wind-) richtingen op. Ook het paard kan in alle 8 richtingen
springen. Voor een toren en een loper is dit aantal daar de helft van. En een
pion kan maar in één richting beweging tenzij het schaakstuk kan slaan, wat
voor driekwart van de pionnen in twee (extra) richtingen mogelijk is.
In
het verlengde daarvan kunnen we ook naar het maximaal
aantal bereikbare velden per schaakstuk kijken. Van alle overige velden (naast
het veld waarop ze staat) kan de koningin maximaal 27 bereiken. Dit is maar
liefst 3/7 van alle overige velden. Een toren kan maximaal 2/9 alle overige
velden bereiken (14), op de voet gevolgd door een loper met 13. En voor de
koning of het paard is dit aantal 8. Voor een pion is dit theoretische maximum
gelijk aan 4.
Wat
getalsmatig ook boeiend is aan een spel als het schaken zijn de mogelijke
spelvarianten. De combinatorische explosie van mogelijke schaakconfiguraties
begint al gelijk bij de openingszet, waarvan er 20 mogelijkheden zijn. Voor een
combinatie van de eerste twee zetten van dezelfde
kleur zijn er al meer dan 400 mogelijkheden. Hebben beide spelers 2 zetten
gedaan, dan zijn er meer dan 320.000 verschillende schaakconfiguraties
mogelijk.
Een
ander denkspel is het dammen. Daarbij
spelen 20 witte schijven tegen 20 zwarte, die allen alleen maar diagonaal één
veld voorwaarts mogen bewegen (over de 50 zwarte velden van het dambord,
waarbij de 50 witte velden uitsluitend een decoratieve functie hebben.
Bovendien moet er bij het dammen worden geslagen als dat kan, terwijl dat bij
schaken niet het geval is. Kijken we naar het damspel dan zien we dat de
witspeler kan kiezen uit 9 openingszetten, gevolgd door 9 mogelijke reacties
hierop door de zwartspeler. Daarna zien we een veel kleinere combinatorische
explosie in vergelijking met het schaakspel, want ook voor de
mogelijke vervolgzetten zijn er telkens (ongeveer) 9. Na twee zetten door beide
spelers zijn er ‘slechts’ een kleine 7000
verschillende damconfiguraties mogelijk. Pas wanneer een schijf de ‘overkant’
weet te bereiken, dan promoveert deze tot een dam (weergegeven door een schijf
bovenop deze schijf te plaatsen), waardoor ook achterwaarts bewogen mag worden
en iedere beweging over meerdere velden mag gaan. Een dam kan dus in 4
richtingen bewegen en kan zo maximaal 17 velden bereiken (tegenover 2 velden in
2 richtingen door een gewone damschijf). Op een zelfde manier kan een pion bij
het schaakspel promoveren naar ieder ander schaakstuk dan de koning bij het
bereiken van de ‘overkant’.
Wellicht
het meest oude (en mijn ogen het meest elegante)
denkspel is go, waarbij spelers om
beurten een steen plaatsen op één van de punten waar 19 lijnen haaks kruisen
met 19 andere lijnen. In tegenstelling tot schaken en dammen begint bij go de
zwartspeler. En ook raakt het speelbord steeds voller, terwijl het schaakbord
en het dambord steeds leger worden naarmate het spel vordert. In theorie kan de
eerste zwarte steen dus op 361 verschillende posities (of kruispunten, en dus
geen velden!) worden geplaatst. Het is echter gebruikelijk deze in het rechter
bovenkwadrant te plaatsen (gezien vanuit de zwartspeler), waardoor het aantal
mogelijke posities wordt gereduceerd tot precies 100. In de praktijk kiezen de
meeste spelers uit slechts 10 van deze mogelijke posities. In theorie
verschillen het aantal mogelijke openingszetten tussen schaken, dammen en go
dus sterk van elkaar; in de praktijk kunnen we nagenoeg alle verschillende
gespeelde openingszetten op twee handen tellen.
Laten
we nu eens aannemen dat deze denkspelen inderdaad afkomstig zijn van een
hoogontwikkelde beschaving. Wat kan er dan het nut van zijn? Allereerst
fungeert ons brein ook als een soort spier die zich verder ontwikkelt naarmate
deze meer wordt gebruikt. Door hersengymnastiek ontwikkelen we dus ons
verstand, en via bijvoorbeeld schaken, dammen of go doen we dat op een speelse
manier. Maar dat is zeker niet het gehele verhaal. De kern van deze denkspelen
is dat we met elkaar kunnen strijden (voor wie daar nog behoefte aan heeft)
zonder bloedvergieten. Daarbij kunnen we tal van strategieën uitproberen, net
zo vaak als we willen. En ook kan iedereen daarbij de rol aannemen van de
allerhoogste bevelhebber die volledig kan beschikken over alle strijdkrachten
(gerepresenteerd door de 15 schaakstukken naast de koning, de
20 damschuiven of de grote pot met go-stenen).
Nog
meer? Wat denk je zelf? Zitten er misschien ‘stiekem’ allerlei hints in deze
spelvormen verstopt over de essentie van de energetische dynamica waarin en
waarmee wij mogen spelen vanuit onze incarnatie? Wie het weet, die mag het
zeggen!
Reacties
zijn welkom op getallenspel
@ pateo . nl (zonder spaties).