Naar de Nederlandstalige introductiepagina van Pateo.nl
Naar het keuzemenu van Pateo.nl
Wisselen van taal op Pateo.nl

 Goethe over God

“Mensen behandelen God als ware het onbegrijpelijke, helemaal niet te bevatten allerhoogste Wezen niet veel meer als henzelf. Anders zouden ze niet zeggen: de Heere God, de lieve God, de goede God. Hij werd voor hen, vooral de zogenaamde geestelijken, die hem dagelijks in de mond nemen, tot een holle frase, tot louter een naam, waarbij ze aan helemaal niets denken. ... En wat voor slechte verhalen hangen deze bekrompen lieden op aan de Godheid! Niets godslasterlijker dan het oude dogmatisme dat een boze, woedende, onrechtvaardige, vooringenomen God voorspiegelt. Ik kan ook in geen God geloven die buiten de wereld verheven troont ...

Ik ben gewend om de wereld als een natuuronderzoeker te beschouwen, en als zodanig zoek ik God. Dan is het niet voldoende voor ons om de natuur slechts te beschrijven en te benoemen. Men zegt dat is aluminiumoxide en dat is siliciumdioxide. Wat helpt het mij om deze onderdelen te kennen, en hun namen? ...

Wat ligt ook ten grondslag aan alle interactie met de natuur, wanneer wij op een analytische manier slechts met afzonderlijke materiële onderdelen te werk gaan en niet de levensadem voelen die ieder deel de richting voorschrijft en ieder afwijking door een innerlijke wetmatigheid weerhoudt of sanctioneert? Achter ieder wezen schuilt een hoger idee. Dat is mijn God, dat is de God die wij allen eeuwig zoeken en hopen te aanschouwen, maar we kunnen hem alleen maar vermoeden, niet zien.

Ik vraag niet of dit Opperwezen verstand of rede heeft, maar ik voel dat het zelf Het Verstand en De Rede is. Alle schepselen zijn daarvan doordrongen, en de mens heeft daarvan zo veel dat hij delen van het Allerhoogste mag herkennen.”

(Uit Mijn godsdienst, mijn geloof van Johann Wolfgang von Goethe)


Gerelateerd


Dit artikel is ook beschikbaar in het Engels en Duits.

© Pateo.NL : Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op 2017/03/06.