Naar de Nederlandstalige introductiepagina van Pateo.nl
Naar het keuzemenu van Pateo.nl
Wisselen van taal op Pateo.nl

 Johann Wolfgang von Goethe

 Een gedicht uit Faust

O glücklich, wer noch hoffen kann,
Aus diesem Meer des Irrtums aufzutauchen!
Was man nicht weiß, das eben brauchte man,
Und was man weiß, kann man nicht brauchen.

Doch laß uns dieser Stunde schönes Gut
Durch solchen Trübsinn nicht verkümmern!
Betrachte, wie in Abendsonne-Glut
Die grünumgebnen Hütten schimmern.

Sie rückt und weicht, der Tag ist überlebt,
Dort eilt sie hin und fördert neues Leben.
O daß kein Flügel mich vom Boden hebt
Ihr nach und immer nach zu streben!

Ich säh im ewigen Abendstrahl
Die stille Welt zu meinen Füßen,
Entzündet alle Höhn, beruhigt jedes Tal,
Den Silberbach in goldne Ströme fließen.

Nicht hemmte dann den göttergleichen Lauf
Der wilde Berg mit allen seinen Schluchten;
Schon tut das Meer sich mit erwärmten Buchten
Vor den erstaunten Augen auf.

Doch scheint die Göttin endlich wegzusinken;
Allein der neue Trieb erwacht,
Ich eile fort, ihr ew'ges Licht zu trinken,
Vor mir den Tag und hinter mir die Nacht,

Den Himmel über mir und unter mir die Wellen.
Ein schöner Traum, indessen sie entweicht.
Ach! zu des Geistes Flügeln wird so leicht
Kein körperlicher Flügel sich gesellen.

Doch ist es jedem eingeboren
Daß sein Gefühl hinauf und vorwärts dringt,
Wenn über uns, im blauen Raum verloren,
Ihr schmetternd Lied die Lerche singt;

Wenn über schroffen Fichtenhöhen
Der Adler ausgebreitet schwebt,
Und über Flächen, über Seen
Der Kranich nach der Heimat strebt.

(Faust. Der Tragödie erster Teil. Vor dem Tor)
(von Johann Wolfgang von Goethe)

Oh gelukkig, wie nog kan hopen
vanuit de grenzeloze zee der dwaling op te duiken!
Wat je niet weet, juist dat is node.
En wat je wel weet, dat kun je niet gebruiken.

Maar laten we ons dit uur van mooi en goed
niet door zulke somberheid doen dimmen.
Overweeg daarentegen hoe de avondzonnegloed
de groenomgeven huisjes prachtig doet glimmen.

Hij beweegt en wijkt, overleefd is de dag.
Daar snelt hij heen, en bevordert nieuw leven.
Oh, dat geen vleugel me van de grond tillen mag
om hem na en voor altijd na te streven.

Ik zag in de eeuwige avondstralen
de stille wereld aan mijn voet.
Ontstekend alle hoogten, kalmerend alle dalen.
De zilveren beek stroomt in gouden vloed.

Niet hinderend de goddelijke stromen
de wilde berg met al zijn scherpe kammen.
Plots is de zee met zijn verwarmde inhammen
voor de verbaasde ogen gekomen.

De god lijkt eindelijk lijkt weg te zinken,
maar dan ontwaakt de nieuwe impuls vol pracht.
Ik haast me om zijn eeuwige licht te drinken.
Voor mij de dag en achter mij de nacht.

De hemel boven me en onder me de zee.
Een mooie droom, maar ze verdwijnt uit het zicht.
Helaas! Gevleugelde gedachten hebben geen gewicht,
maar een fysieke vleugel kan niet mee.

Echter is het iedereen aangeboren,
dat zijn gevoel omhoog en voorwaarts dringt,
wanneer boven ons, in de blauwe ruimte verloren,
uw schetterende lied der leeuwerik zingt.

Als over ruige sparrentoppen
de adelaar uitgespreid zweeft,
en over vlakten en zeeën
de kraanvogel huiswaarts streeft.

(Faust. De Tragedie eerste deel. Voor de poort)
(vertaald door Johan Oldenkamp)


Gerelateerd


Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op Pateo.nl op 5 maart 2017. Het is ook beschikbaar in het Engels en Duits.

© Pateo.NL : Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op 2017/03/05.