Naar de Nederlandstalige introductiepagina van Pateo.nl
Naar het keuzemenu van Pateo.nl
Wisselen van taal op Pateo.nl

Genesis 4:17 – 5:32

De Schepping van de Stadstaat

De Echte Bijbel

Versie 1

4:17 En Kaïn kende zijn gemalin, en zij concipiërende, baarde Enoch. En hij bouwde een stadstaat; en hij noemde de stadstaat naar de naam van zijn zoon, Enoch.
18 En tot Enoch werd geboren Gaïdad; en Gaïdad bracht voort Maleleël; en Maleleël bracht voort Mathusala; en Mathusala bracht Lamech voort.
19 En Lamech nam twee vrouwen voor zichzelf; de naam van de ene was Ada, en de naam van de tweede Sella.
20 En Ada baarde Jobel; deze was de vader van degenen die in tenten wonen, vee voederend.
21 En de naam van zijn broer was Jubal; dit was degene die het psalterium en de harp introduceerde.
22 En Sella baarde ook Thobel; en hij was een smid, een metaalsmid van koper en ijzer. En de zus van Thobel was Noëma.
23 En Lamech zei tegen zijn vrouwen, Ada en Sella: “Hoor mijn stem, vrouwen van Lamech! Geef gehoor aan mijn woorden, want ik heb een man gedood tot mijn leed en een jongeling tot mijn verdriet.
24 Want zeven maal bestraffing [is] voor Kaïn, maar voor Lamech zeventig maal zeven.”

Versie 2

4:25 En Adam kende Eva, zijn gemalin, en zij werd zwanger en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth, zeggende: “Want God wekte een ander zaad in mij op in de plaats van Abel, die Kaïn doodde.”
26 En tot Seth werd een zoon geboren. En hij noemde zijn naam Enos. Deze hoopte de naam van de Heere God aan te roepen.
5:1 Dit is de boekrol van de oorsprong van de mensen op de dag dat God Adam maakte. Naar de gelijkenis van God heeft Hij hem gemaakt.
2 Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen, en Hij zegende hen. En Hij noemde zijn naam Adam, op de dag dat Hij hen schiep.
3 En Adam leefde twee honderd en dertig jaren, en verwekte [een zoon] naar zijn vorm, naar zijn gelijkenis, en hij noemde zijn naam Seth.
4 En de dagen van Adam, welke hij leefde na zijn verwekking van Seth, waren zeven honderd jaren; en hij verwekte zonen en dochters.
5 En al de dagen die Adam leefde waren negen honderd en dertig jaren, en hij stierf.
6 En Seth leefde twee honderd en vijf jaren, en verwekte Enos.
7 En Seth leefde, na zijn verwekking van Enos, zeven honderd en zeven jaren, en hij verwekte zonen en dochters.
8 En al de dagen van Seth waren negen honderd en twaalf jaren, en hij stierf.
9 En Enos leefde een honderd en negentig jaren, en verwekte Kaïnan.
10 En Enos leefde na zijn verwekking van Kaïnan zeven honderd en vijftien jaren, en hij verwekte zonen en dochters.
11 En al de dagen van Enos waren negen honderd en vijf jaren, en hij stierf.
12 En Kaïnan leefde een honderd en zeventig jaren, en verwekte Malaleël.
13 En Kaïnan leefde na zijn verwekking van Malaleël zeven honderd en veertig jaren, en hij verwekte zonen en dochters.
14 Al de dagen van Kaïnan waren negen honderd en tien jaren, en hij stierf.
15 Malaleël leefde een honderd en vijf en zestig jaren, en verwekte Jared.
16 En Malaleël leefde na zijn verwekking van Jared zeven honderd en dertig jaren, en hij verwekte zonen en dochters.
17 En al de dagen van Malaleël waren acht honderd en vijf en negentig jaren, en hij stierf.
18 En Jared leefde een honderd en twee en zestig jaren, en verwekte Enoch.
19 En Jared leefde na zijn verwekking van Enoch acht honderd jaren, en hij verwekte zonen en dochters.
20 En al de dagen van Jared waren negen honderd twee en zestig jaren, en hij stierf.
21 En Enoch leefde een honderd en vijf en zestig jaren, en verwekte Mathusala.
22 En Enoch was welgevallig voor God. En Enoch leefde na zijn verwekking van Mathusala twee honderd jaren, en hij verwekte zonen en dochters.
23 En al de dagen van Enoch waren drie honderd vijf en zestig jaren.
24 En Enoch was welgevallig voor God, en hij werd niet gevonden, want God bracht hem over.
25 En Mathusala leefde een honderd en zeven en zestig jaren, en verwekte Lamech.
26 En Mathusala leefde na zijn verwekking van Lamech acht honderd en twee jaren, en hij verwekte zonen en dochters.
27 En al de dagen van Mathusala waarin hij leefde waren negen honderd en negen en zestig jaren, en hij stierf.
28 En Lamech leefde een honderd en acht en tachtig jaren, en verwekte een zoon.
29 En hij noemde zijn naam Noë, zeggende: “Deze zal ons doen rusten van onze werken, en van de pijnen van onze handen, en van de aarde, die de Heere God heeft vervloekt.”
30 En Lamech leefde na zijn verwekking van Noë vijf honderd en vijf en zestig jaren, en hij verwekte zonen en dochters.
31 Al de dagen van Lamech waren zeven honderd en drie en vijftig jaren, en hij stierf.
32 En Noë was vijf honderd jaren oud, en hij verwekte drie zonen: Sem, Cham en Japheth.

vorig verhaal

volgend verhaal


De Kleurrijke Biblos

Deze twee versies van dit vierde verhaal uit het boek Genesis, vertaald door Johan Oldenkamp, zijn ook beschikbaar in het Grieks, Engels, Spaans en Duits.

© Pateo.NL : Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op 2020/11/18.