|
|
|
| 4:1 | En Adam kende Eva, zijn gemalin. En samenbrengende bracht zij Kaïn voort en zei: “Ik verwierf een mens via God.” |
| 2 | En zij ging verder en bracht zijn broer voort, Abel. En Abel werd een herder van schapen, maar Kaïn bewerkte het land. |
| 3 | En het gebeurde na dagen dat Kaïn van de vruchten van het land een offer aan de Heere bracht. |
| 4 | En Abel zelf bracht ook [een offer] van de eerstgeborenen van zijn schapen en van zijn mestvee. En God keek naar Abel, en naar zijn offergaven. |
| 5 | Maar aan Kaïn en aan zijn offers schonk Hij geen aandacht. En Kaïn was zeer bedroefd, en zijn gezicht werd neerslachtig. |
| 6 | En de Heere God zei tegen Kaïn: “Waarom ben jij diepbedroefd, en waarom is jouw gezicht terneergeslagen? |
| 7 | Indien niet juist gebracht, juist maar ook verdeeld, [dan is] het doel gemist. Wees stil, naar jou toe [zal zijn] zijn onderwerping, en jij zal over hem heersen.” |
| 8 | En Kaïn zei tegen zijn broed Abel: “Laat ons uitgaan naar de vlakte.” En het gebeurde tijdens hun zijn op de vlakte dat Kaïn tegen zijn broer Abel opstond en hem ter dood bracht. |
| 9 | En de Heere God zei tegen Kaïn: “Waar is jouw broed Abel?” En hij zei: “Ik weet het niet. Ik ben niet de bewaker van mijn broer.” |
| 10 | En de Heere zei: “Wat heb jij gedaan? De stem van jouw broers bloed schreit naar Mij vanaf het land. |
| 11 | En nu ben jij vervloekt, weg van de aarde, die haar mond wijdde om het bloed van jouw broer te ontvangen uit jouw hand. |
| 12 | Wanneer jij het land bewerkt, en het jou niet meer diens sterkte geeft, dan zul jij jammerend en bevend zijn op het land.” |
| 13 | En Kaïn zei tegen de Heere: “Mijn oorzaak [is te] groot om mij te vergeven. |
| 14 | Als U mij vandaag van het aangezicht van de aarde gooit, en van Uw aangezicht, zal ik mij verstoppen, en ik zal jammerend en bevend zijn op de aarde. En zal het zijn dat Het Geheel mij vindende, mij zal doden.” |
| 15 | En de Heere God zei tegen hem: “Niet aldus: Het Geheel dodende Kaïn zal zeven keer worden gestraft door verlamd te worden.” En de Heere God plaatste een teken op Kaïn [voor] Het Geheel vindende hem, [om] hem niet weg te nemen. |
| 16 | En Kaïn ging voort van het aangezicht van God, en hij woonde in het land Naïd, tegenover Edem. |
Dit derde verhaal uit het boek Genesis, vertaald door Johan Oldenkamp, is ook beschikbaar in het Grieks, Engels, Spaans en Duits.
© Pateo.NL : Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op 2020/11/18.